ECLI:NL:GHAMS:2019:157

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
23-003192-17.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Technische vrijspraak poging tot verkrachting c.q. aanranding en bedreiging; veroordeling voor afpersing en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot verkrachting, aanranding en bedreiging, maar het hof heeft deze beschuldigingen verworpen. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan afpersing en mishandeling van een jonge vrouw. De feiten vonden plaats op 6 november 2016, toen de verdachte de vrouw op de openbare weg Weesperzijde in Amsterdam aanviel. Hij duwde haar van haar fiets, mishandelde haar en dreigde met verkrachting. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de zwaardere aanklachten, maar dat de mishandeling en afpersing wel bewezen waren. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en er werd een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en nam daarbij ook de omstandigheden waaronder de misdrijven waren gepleegd in overweging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003192-17
datum uitspraak: 25 januari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-650675-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg Weesperzijde, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of met een (andere) feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, opzettelijk eenmaal of meermalen

- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets heeft geduwd en/of getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam en/of haar jas/kleding over de grond heeft getrokken en/of gesleurd en/of
- de borsten en/of vagina en/of schaamsteek en/of billen van voornoemde [slachtoffer] heeft betast en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "I'm gonna rape you" en/of "I am going to kill you", althans telkens woorden van gelijke aard/strekking en/of
- terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag, zijn stijve penis tegen de billen, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gehouden/gedrukt en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt en/of
- terwijl voornoemde [slachtoffer] om hulp schreeuwde, zijn hand op/voor de mond van voornoemde [slachtoffer] heeft gelegd/gehouden;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg Weesperzijde, door geweld en/of (een) andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij eenmaal of meermalen
- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets geduwd en/of getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam en/of haar jas/kleding over de grond getrokken en/of gesleurd en/of
- de borsten en/of vagina en/of schaamsteek en/of billen van voornoemde [slachtoffer] betast en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: "I'm gonna rape you" en/of "I am going to kill you", althans telkens woorden van gelijke aard/strekking en/of
- terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag, zijn stijve penis tegen de billen, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] gehouden/gedrukt en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] geslagen en/of geschopt en/of
- terwijl voornoemde [slachtoffer] om hulp schreeuwde, zijn hand op/voor de mond van voornoemde [slachtoffer] gelegd/gehouden;
en/of
hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg Weesperzijde, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het eenmaal of meermalen (met kracht)
- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets te duwen en/of trekken, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam en/of haar jas/kleding over de grond te trekken en/of te sleuren en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te slaan en/of te schoppen;

2.hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, Weesperzijde, in elk geval op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, eenmaal of meermalen

- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets heeft geduwd en/of getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam en/of haar jas/kleding over de grond heeft getrokken en/of gesleurd en/of
- aan voornoemde [slachtoffer] heeft gevraagd: "Can I have your bike?" en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "I'm gonna rape you" en/of "I am going to kill you", althans telkens woorden van gelijke aard/strekking en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt; (artikel 312 Wetboek van Strafrecht)
of
hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg Weesperzijde, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij eenmaal of meermalen
- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets heeft geduwd en/of getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren, althans haar lichaam en/of haar jas/kleding over de grond heeft getrokken en/of gesleurd en/of
- aan voornoemde [slachtoffer] heeft gevraagd: "Can I have your bike" en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "I'm gonna rape you" en/of "I am going to kill you", althans telkens woorden van gelijke aard/strekking en/of
- tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of geschopt;

3.hij op of omstreeks 06 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg, Weesperzijde, [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting en/of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: "I'm gonna rape you" en/of "I am going to kill you", althans telkens woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Ten aanzien van de poging tot verkrachting (feit 1 primair), aanranding (feit 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief) en bedreiging (feit 3)
Anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank is het hof van oordeel dat op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair (poging tot verkrachting), het onder 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief (aanranding), en het onder 3 (bedreiging) ten laste gelegde.
Het hof overweegt daartoe het volgende.
Het procesdossier bevat voor de verdachte belastende verklaringen van de aangeefster [slachtoffer], inhoudende dat de verdachte in de nacht van 6 november 2016 heeft getracht haar te verkrachten, haar (onder meer daarmee) heeft bedreigd, haar heeft mishandeld en haar fiets met geweld aan hem heeft laten afstaan.
Hoewel de verdachte niet betwist dat hij de aangeefster heeft mishandeld en afgeperst, naar eigen zeggen uitsluitend om haar fiets af te pakken zodat hij naar huis kon gaan, heeft hij van meet af aan ontkend op enig moment seksuele handelingen met haar te hebben gepleegd en daartoe de intentie te hebben gehad. Ook heeft de verdachte de ten laste gelegde bedreigingen ontkend.
In zoverre staan de verklaringen van de aangeefster en de verdachte diametraal tegenover elkaar.
Dit brengt mee dat de door de aangeefster [slachtoffer] gereleveerde feiten en omstandigheden omtrent de poging tot verkrachting c.q. aanranding en bedreiging – gelet op het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – voldoende steun moeten vinden in ander bewijsmateriaal.
Het hof is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is.
Naast de verklaringen van de aangeefster bevat het dossier geen verklaringen van getuigen die zich in de betreffende nacht op de plaats-delict bevonden en zodoende steun aan de aangifte zouden kunnen bieden.
De verklaring van de verdachte geeft wel steun aan het door de verdachte gebruikte geweld, maar houdt een stellige betwisting in van een poging om aangeefster te verkrachten of aan te randen en evenzeer van de ten laste gelegde bedreigingen. De bevindingen omtrent de 112-melding in de onderhavige zaak kunnen hier hooguit dienen ter ondersteuning van de gemoedstoestand van de aangeefster kort na het ten laste gelegde, maar betreffen voor het overige dezelfde bron als de aangifte, namelijk de aangeefster zelf. Voor zover, tot slot, DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen op (kleding van) de aangeefster, kan daarin naar het oordeel van het hof ook geen steunbewijs worden gevonden voor specifiek de poging tot verkrachting c.q. aanranding en bedreiging. Ook overigens ontbreekt ander (objectief) steunbewijs voor de aangifte van de weersproken feiten.
De slotsom is dan ook dat in de onderhavige zaak niet is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv, omdat de door de aangeefster [slachtoffer] gereleveerde feiten en omstandigheden omtrent de poging tot verkrachting, aanranding en bedreiging, onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Gelet op het vorenstaande acht het hof derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, onder 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief en onder 3 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/ alternatief en het onder 2 tweede alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.Subsidiair:hij op 06 november 2016 te Amsterdam, op de openbare weg Weesperzijde, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit

- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets te duwen en trekken, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren over de grond te sleuren en
- tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te slaan;
2.hij op 06 november 2016 te Amsterdam, op de openbare weg Weesperzijde, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een fiets, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij
- voornoemde [slachtoffer] onverhoeds van haar fiets heeft geduwd en getrokken, waardoor voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en
- voornoemde [slachtoffer] aan haar haren over de grond heeft gesleurd en
- aan voornoemde [slachtoffer] heeft gevraagd: "Can I have your bike" en
- tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen;
Hetgeen onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en het onder 2 tweede alternatief meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en het onder 2 tweede alternatief bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en het onder 2 tweede alternatief bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
mishandeling
en
afpersing.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en het onder 2 tweede alternatief bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 eerste alternatief ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, 2 tweede alternatief en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan
8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, het onder 2 tweede alternatief en het onder 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de afpersing en mishandeling van een jonge vrouw, die
’s nachts omstreeks 05:15 uur in de regen van een feestje langs de Amstel in Amsterdam Zuid-Oost naar huis fietste. Zij werd op een betrekkelijk verlaten plek onder een viaduct door de verdachte, die daar alleen liep, van haar fiets geduwd, aan haar haren over de grond gesleurd en geslagen. Toen het slachtoffer probeerde weg te komen, heeft de verdachte haar nogmaals omvergeduwd, haar de mond gesnoerd en andermaal mishandeld. Vervolgens is hij er met haar fiets vandoor gegaan; de gewonde vrouw hulpeloos achterlatend in de regen en de kou.
Door zijn handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen behoeften, zonder erbij stil te staan dat slachtoffers van delicten als de onderhavige nog geruime tijd plegen te lijden onder de psychische en fysieke gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Dat dit ook in de onderhavige zaak het geval is, blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de aangeefster. Dergelijke feiten brengen doorgaans ook in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof weegt in strafverzwarende zin mee dat de feiten ’s nachts, aan de openbare weg op een afgelegen plek en jegens een jonge vrouw zijn gepleegd. Ook de gewelddadige en brutale wijze waarop de delicten zijn gepleegd, de aanhoudende duur van het geweld, alsook de omstandigheid dat hij het slachtoffer alleen en hulpeloos in de regen en de kou heeft achtergelaten, weegt het hof mee als strafverzwarende factoren.
Het hof heeft acht geslagen op de verdachte betreffende (aanvullende) reclasseringsadviezen van 29 juni 2017 en 28 juli 2018 alsook op een de verdachte betreffend Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek d.d. 11 juli 2017.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 december 2018 is hij eerder in 2006 ter zake van een geweldsdelict onherroepelijk veroordeeld. Omdat dat lang geleden is, zal het hof die veroordeling slechts in beperkte mate ten nadele van de verdachte meewegen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De in hoger beroep bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen gelet op de voornoemde omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd naar het oordeel van het hof reeds op zichzelf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de door de rechtbank bepaalde duur, mede gelet op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Het feit dat de verdachte in hoger beroep wordt vrijgesproken van de poging tot verkrachting c.q. aanranding en bedreiging doet aan de gepastheid van die straf dus niet af.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 18.177,24, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.620,02, vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. De advocaat van de benadeelde partij heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij inclusief de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is, met uitzondering van de materiële schade bestaande uit telefoonkosten (€ 39,01) en reparatiekosten van de fiets (€ 81,01), namens de verdachte gemotiveerd betwist. De raadsman van de verdachte heeft ter zitting bepleit de vordering voor wat betreft de studievertragingskosten (€ 13.057,22) primair af te wijzen en subsidiair de benadeelde partij in haar vordering dienaangaande niet-ontvankelijk te verklaren, nu de schadepost onvoldoende onderbouwd is. Ten aanzien van de immateriële schade (€ 5.000,-) is bepleit de vordering te matigen tot een bedrag van
€ 3.500,-, te betalen in termijnen.
Het hof oordeelt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en 2 alternatief bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Het hof acht ook de studievertragingskosten en het verband daarvan met het bewezen verklaarde voldoende onderbouwd en ziet, met name gelet op het zeer beangstigende karakter van het bewezen verklaarde, geen goede grond om de gevorderde vergoeding van immateriële schade te matigen.
De verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden zodat de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair eerste cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/ alternatief en 2 tweede alternatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en 2 tweede alternatief bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder
1. subsidiair tweede cumulatief/alternatief en 2 tweede alternatief bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 18.177,24 (achttienduizend honderdzevenenzeventig euro en vierentwintig cent) bestaande uit
€ 13.177,24 (dertienduizend honderdzevenenzeventig euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 subsidiair tweede cumulatief/alternatief en 2 alternatief bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 18.177,24 (achttienduizend honderdzevenenzeventig euro en vierentwintig cent) bestaande uit € 13.177,24 (dertienduizend honderdzevenenzeventig euro en vierentwintig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
125 (honderdvijfentwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
6 november 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. M. Iedema, mr. N.A. Schimmel en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 25 januari 2019.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003192-17
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 25 januari 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. N.A. Schimmel, raadsheer, en
mr. A.S.E. Evelo, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.M. Steinmetz, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.