Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
BESCHIKKING
[veroordeelde],
Beslissing
toeen stelt de duur van
30 (dertig) dagen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang. De vordering was ingediend op 9 november 2018, naar aanleiding van een eerdere ontnemingsmaatregel die was opgelegd aan de veroordeelde, die in 2007 was veroordeeld tot betaling van € 3.000,00 aan de Staat. De veroordeelde had echter nog een openstaand bedrag van € 2.435,94, waarvoor de advocaat-generaal verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor minimaal 30 dagen vroeg.
De zaak werd behandeld in raadkamer op 6 maart 2019, waarbij de advocaat van de veroordeelde, mr. S. van den Berg, en de advocaat-generaal, mr. S.M.L.M. Spoor, aanwezig waren. De advocaat-generaal heeft de vordering gehandhaafd, en het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de betalingsverplichting. Ondanks pogingen van het CJIB om contact op te nemen met de veroordeelde, heeft deze geen betalingen verricht en is er geen adres bekend waar het CJIB contact mee kan leggen.
Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang toegewezen, op basis van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing houdt in dat de veroordeelde gedurende 30 dagen in lijfsdwang kan worden genomen, omdat volledig verhaal op zijn vermogen niet mogelijk is gebleken. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken in de openbare zitting van het hof.