ECLI:NL:GHAMS:2019:1495

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
001335-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang in het kader van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang. De vordering was ingediend op 9 november 2018, naar aanleiding van een eerdere ontnemingsmaatregel die was opgelegd aan de veroordeelde, die in 2007 was veroordeeld tot betaling van € 3.000,00 aan de Staat. De veroordeelde had echter nog een openstaand bedrag van € 2.435,94, waarvoor de advocaat-generaal verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor minimaal 30 dagen vroeg.

De zaak werd behandeld in raadkamer op 6 maart 2019, waarbij de advocaat van de veroordeelde, mr. S. van den Berg, en de advocaat-generaal, mr. S.M.L.M. Spoor, aanwezig waren. De advocaat-generaal heeft de vordering gehandhaafd, en het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de betalingsverplichting. Ondanks pogingen van het CJIB om contact op te nemen met de veroordeelde, heeft deze geen betalingen verricht en is er geen adres bekend waar het CJIB contact mee kan leggen.

Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang toegewezen, op basis van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing houdt in dat de veroordeelde gedurende 30 dagen in lijfsdwang kan worden genomen, omdat volledig verhaal op zijn vermogen niet mogelijk is gebleken. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken in de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001338-06
rekestnummer: 001335-18
datum uitspraak: 20 maart 2019

BESCHIKKING

gegeven op de vordering van het openbaar ministerie van 9 november 2018, op grond van
artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend tegen de veroordeelde:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1963,
zonder vaste woon of verblijfplaats.
Procesgang
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 3 mei 2007 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.000,00.
Deze ontnemingsmaatregel is op 16 oktober 2008 onherroepelijk geworden.
De advocaat-generaal heeft op 9 november 2018 een vordering 'Verlof tenuitvoerlegging lijfsdwang' ex artikel 577c Sv bij dit gerechtshof ingediend voor de duur van minimaal 30 dagen bij dit gerechtshof ingediend, vanwege het nog openstaande bedrag van € 2.435,94.
Het verzoek is door het hof in raadkamer op 6 maart 2019 in het openbaar behandeld.
Daarbij zijn gehoord de advocaat van de veroordeelde, mr. S. van den Berg, en de advocaat-generaal mr. S.M.L.M. Spoor.
De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij de vordering.
Beoordeling van de vordering ex artikel 577c Sv.
Indien de veroordeelde niet aan het vonnis of arrest waarbij de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel voldoet en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 Sv op diens vermogen niet mogelijk is gebleken, kan de rechter op vordering van het openbaar ministerie verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang van ten hoogste drie jaar verlenen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 30 dagen, een en ander zoals verwoord in de schriftelijke vordering.
Op basis van het onderzoek in raadkamer stelt het hof vast dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan het arrest waarbij de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 Sv op diens vermogen niet mogelijk is gebleken.
In de schriftelijke vordering staat dat het CJIB meerdere malen contact heeft geprobeerd te leggen met de veroordeelde, alsmede dat de veroordeelde op 2 mei 2018 vanuit Spanje telefonisch contact heeft opgenomen met het CJIB om een betalingsregeling te treffen. De veroordeelde heeft vervolgens geen betalingen verricht.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het CJIB mogelijk niet met de veroordeelde, maar met iemand anders telefonisch contact heeft gehad. Het hof acht dit, bij gebrek aan verdere onderbouwing, echter niet aannemelijk. Bovendien is van de veroordeelde nog steeds geen adres bekend waarop het CJIB contact met hem kan leggen. Ook de raadsvrouw heeft geen adres van de veroordeelde gegeven.
Derhalve is de vordering tot het verlenen van verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor toewijzing vatbaar.
Het hof zal, gelet op het vorenstaande, op vordering van het openbaar ministerie verlof verlenen
tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang van 30 dagen.

Beslissing

Het hof:
Wijstde vordering tot verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang
toeen stelt de duur van
de lijfsdwang vast op
30 (dertig) dagen.
Deze beschikking is gewezen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam,
waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Clement en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van dit gerechtshof van 20 maart 2019.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.