Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
BESCHIKKING
[veroordeelde],
Beslissing
toeen stelt de duur van de lijfsdwang vast op
540 (vijfhonderdveertig) dagen.
Gerechtshof Amsterdam
Op 20 maart 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toewijzing van een vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang. De vordering was ingediend door het openbaar ministerie op 19 november 2018, op basis van artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De veroordeelde, geboren in 1966 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had een verplichting tot betaling van een bedrag van € 340.311,00 aan de Staat, opgelegd door het hof in een eerder arrest van 23 mei 2016. Deze ontnemingsmaatregel was onherroepelijk geworden op 11 juli 2017.
De advocaat-generaal heeft de vordering tot lijfsdwang ingediend omdat de veroordeelde niet had voldaan aan de betalingsverplichting. Tijdens de behandeling in raadkamer op 6 maart 2019 was de veroordeelde niet aanwezig, maar de advocaat-generaal, mr. S.M.L.M. Spoor, was wel aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet aan de betalingsverplichting heeft voldaan en dat volledig verhaal op zijn vermogen niet mogelijk is gebleken. De veroordeelde was onvindbaar, ondanks meerdere aanmaningen van het CJIB.
Gelet op deze omstandigheden heeft het hof besloten de vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 540 dagen toe te wijzen. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. De beschikking is uitgesproken op de openbare zitting van 20 maart 2019 en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.