ECLI:NL:GHAMS:2019:1494

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
001334-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang in verband met ontnemingsmaatregel

Op 20 maart 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toewijzing van een vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang. De vordering was ingediend door het openbaar ministerie op 19 november 2018, op basis van artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De veroordeelde, geboren in 1966 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had een verplichting tot betaling van een bedrag van € 340.311,00 aan de Staat, opgelegd door het hof in een eerder arrest van 23 mei 2016. Deze ontnemingsmaatregel was onherroepelijk geworden op 11 juli 2017.

De advocaat-generaal heeft de vordering tot lijfsdwang ingediend omdat de veroordeelde niet had voldaan aan de betalingsverplichting. Tijdens de behandeling in raadkamer op 6 maart 2019 was de veroordeelde niet aanwezig, maar de advocaat-generaal, mr. S.M.L.M. Spoor, was wel aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet aan de betalingsverplichting heeft voldaan en dat volledig verhaal op zijn vermogen niet mogelijk is gebleken. De veroordeelde was onvindbaar, ondanks meerdere aanmaningen van het CJIB.

Gelet op deze omstandigheden heeft het hof besloten de vordering tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 540 dagen toe te wijzen. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. De beschikking is uitgesproken op de openbare zitting van 20 maart 2019 en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

beschikking

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003058-12
Rekestnummer: 001334-18
Datum uitspraak: 20 maart 2019

BESCHIKKING

gegeven op de vordering van het openbaar ministerie van 19 november 2018, op grond van
artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend tegen de veroordeelde:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1966,
zonder vaste woon of verblijfplaats.
Procesgang
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 23 mei 2016 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 340.311,00.
Deze ontnemingsmaatregel is op 11 juli 2017 onherroepelijk geworden.
De advocaat-generaal heeft op 19 november 2018 een vordering 'Verlof tenuitvoerlegging lijfsdwang' ex artikel 577c Sv voor de duur van 540 dagen bij dit gerechtshof ingediend, vanwege het niet-betalen van voormeld bedrag.
Het verzoek is door het hof in raadkamer op 6 maart 2019 in het openbaar behandeld.
Daarbij is gehoord de advocaat-generaal mr. S.M.L.M. Spoor.
De veroordeelde en zijn (voormalig) raadsman zijn niet verschenen.
Beoordeling van de vordering ex artikel 577c Sv.
Indien de veroordeelde niet aan het arrest waarbij de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel voldoet en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 Sv op diens vermogen niet mogelijk is gebleken, kan de rechter op vordering van het openbaar ministerie verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang van ten hoogste drie jaar verlenen.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van 540 dagen, een en ander zoals verwoord in de schriftelijke vordering.
Op basis van het onderzoek in raadkamer stelt het hof vast dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan het arrest waarbij de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 Sv op diens vermogen niet mogelijk is gebleken. Uit de schriftelijke vordering volgt dat de veroordeelde onvindbaar is. De veroordeelde is meerdere keren door het CJIB aangeschreven op zowel het adres in Roemenië waarop hij stond ingeschreven, als op het adres dat vermeld staat op het ontnemingsarrest.
Dit heeft niet geleid tot afbetaling van de ontnemingsmaatregel.
Derhalve is de vordering tot het verlenen van verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor toewijzing vatbaar.
Het hof zal, gelet op het vorenstaande, op vordering van het openbaar ministerie verlof verlenen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang van 540 dagen.

Beslissing

Het hof:
Wijstde vordering tot verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang
toeen stelt de duur van de lijfsdwang vast op
540 (vijfhonderdveertig) dagen.
Deze beschikking gewezen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam,
waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Clement en mr. A.M. van Amsterdam,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting
van dit gerechtshof van 20 maart 2019.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.