ECLI:NL:GHAMS:2019:1491

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
000041-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering lijfsdwang in verband met onvindbaarheid veroordeelde

Op 20 maart 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot lijfsdwang van het openbaar ministerie, ingediend op 28 november 2018. De vordering was gebaseerd op artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, en was gericht tegen een veroordeelde die onvindbaar was en een openstaand bedrag van € 7.104,71 diende te betalen. De veroordeelde, geboren in Suriname in 1966, had geen bekende woon- of verblijfplaats. Het hof heeft eerder, op 17 maart 2003, een ontnemingsmaatregel opgelegd aan de veroordeelde, die op 11 februari 2004 onherroepelijk werd.

De behandeling van de vordering vond plaats in raadkamer op 6 maart 2019, waar de veroordeelde, haar advocaat mr. Aalmoes, en de advocaat-generaal mr. S.M.L.M. Spoor aanwezig waren. De advocaat-generaal verzocht om aanhouding van de zaak zodat de veroordeelde in contact kon treden met het CJIB. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vordering tot lijfsdwang afgewezen moest worden, omdat de veroordeelde inmiddels was verschenen en tijdelijk zou verblijven bij Exodus Nederland.

Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was om verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang te verlenen, en dat de aanhouding van de behandeling niet op zijn plaats was. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, en de beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier. Indien de veroordeelde niet aan haar verplichtingen voldoet, kan de advocaat-generaal opnieuw een vordering indienen.

Uitspraak

beschikking

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001433-01
rekestnummer: 000041-19
datum uitspraak: 20 maart 2019

BESCHIKKING

gegeven op de vordering van het openbaar ministerie van 28 november 2018, op grond van
artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend tegen de veroordeelde:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) [geboortedag] 1966,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
Procesgang
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 17 maart 2003 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 13.919,71.
Deze ontnemingsmaatregel is op 11 februari 2004 onherroepelijk geworden.
De advocaat-generaal heeft op 29 november 2018 een vordering 'Verlof tenuitvoerlegging lijfsdwang'
ex artikel 577c Sv voor de duur van 60 dagen bij dit gerechtshof ingediend, vanwege - kort samengevat - de omstandigheid dat de veroordeelde onvindbaar is en er nog een te betalen bedrag openstaat van
€ 7.104,71.
Het verzoek is door het hof in raadkamer op 6 maart 2019 in het openbaar behandeld. Daarbij zijn gehoord de veroordeelde, haar advocaat, mr. Aalmoes, en de advocaat-generaal mr. S.M.L.M. Spoor.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de zaak zal worden aangehouden zodat de veroordeelde
weer in contact kan treden met het CJIB.
Beoordeling van de vordering ex artikel 577c lid 1 Sv.
Op grond van de behandeling van de vordering in raadkamer op 6 maart 2019 is het hof van oordeel
dat de vordering tot lijfsdwang dient te worden afgewezen.
De vordering was gedaan omdat de veroordeelde door haar feitelijke vertrek onvindbaar was. Nu de veroordeelde ter zitting is verschenen en duidelijk is geworden dat zij – in het kader van een andere procedure – de komende periode zal verblijven bij Exodus Nederland te [plaats], bestaat geen aanleiding tot het verlenen van verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang.
Het hof is bovendien van oordeel dat aanhouding van de behandeling, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, niet op haar plaats is. Indien de veroordeelde alsnog niet aan haar verplichtingen voldoet,
staat het de advocaat-generaal vrij opnieuw een vordering 'Verlof tenuitvoerlegging lijfsdwang' in te dienen.

Beslissing

Het hof:
Wijstde vordering tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang
af.
Deze beschikking is gewezen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam,
waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Clement en mr. A.M. van Amsterdam,
in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting
van dit gerechtshof van 20 maart 2019.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.