Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
BESCHIKKING
[veroordeelde],
Beslissing
af.
Gerechtshof Amsterdam
Op 20 maart 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot lijfsdwang van het openbaar ministerie, ingediend op 28 november 2018. De vordering was gebaseerd op artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, en was gericht tegen een veroordeelde die onvindbaar was en een openstaand bedrag van € 7.104,71 diende te betalen. De veroordeelde, geboren in Suriname in 1966, had geen bekende woon- of verblijfplaats. Het hof heeft eerder, op 17 maart 2003, een ontnemingsmaatregel opgelegd aan de veroordeelde, die op 11 februari 2004 onherroepelijk werd.
De behandeling van de vordering vond plaats in raadkamer op 6 maart 2019, waar de veroordeelde, haar advocaat mr. Aalmoes, en de advocaat-generaal mr. S.M.L.M. Spoor aanwezig waren. De advocaat-generaal verzocht om aanhouding van de zaak zodat de veroordeelde in contact kon treden met het CJIB. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vordering tot lijfsdwang afgewezen moest worden, omdat de veroordeelde inmiddels was verschenen en tijdelijk zou verblijven bij Exodus Nederland.
Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was om verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang te verlenen, en dat de aanhouding van de behandeling niet op zijn plaats was. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, en de beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier. Indien de veroordeelde niet aan haar verplichtingen voldoet, kan de advocaat-generaal opnieuw een vordering indienen.