In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan naar aanleiding van een vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in Suriname in 1966, had een gevangenisstraf van 24 maanden gekregen, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarde was dat zij zich moest melden bij Reclassering Nederland. De advocaat-generaal vorderde dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zou worden gelast, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Tijdens de zitting op 6 maart 2019 werd vastgesteld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde had overtreden door geen contact te hebben met de reclassering, mede door detentie in het buitenland. Echter, de veroordeelde was inmiddels terug in Nederland en stond open voor begeleiding door de reclassering en Stichting Exodus. Het hof oordeelde dat het in het belang van de veroordeelde was om de vordering van de advocaat-generaal af te wijzen en de proeftijd met één jaar te verlengen. Tevens werd de bijzondere voorwaarde gewijzigd, zodat de veroordeelde zich nu moest melden bij de reclassering in Den Bosch en bij Stichting Exodus Zuid-Nederland zou verblijven. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig. Mr. A.M. van Amsterdam was niet in staat de beslissing mede te ondertekenen.