ECLI:NL:GHAMS:2019:1490

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
000712-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tenuitvoerlegging en verlenging proeftijd in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan naar aanleiding van een vordering van de advocaat-generaal tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in Suriname in 1966, had een gevangenisstraf van 24 maanden gekregen, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De bijzondere voorwaarde was dat zij zich moest melden bij Reclassering Nederland. De advocaat-generaal vorderde dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zou worden gelast, omdat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Tijdens de zitting op 6 maart 2019 werd vastgesteld dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarde had overtreden door geen contact te hebben met de reclassering, mede door detentie in het buitenland. Echter, de veroordeelde was inmiddels terug in Nederland en stond open voor begeleiding door de reclassering en Stichting Exodus. Het hof oordeelde dat het in het belang van de veroordeelde was om de vordering van de advocaat-generaal af te wijzen en de proeftijd met één jaar te verlengen. Tevens werd de bijzondere voorwaarde gewijzigd, zodat de veroordeelde zich nu moest melden bij de reclassering in Den Bosch en bij Stichting Exodus Zuid-Nederland zou verblijven. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee raadsheren, met de griffier aanwezig. Mr. A.M. van Amsterdam was niet in staat de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rekestnummer: 000712-18
parketnummer: 23-003764-15
BESLISSING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Het hof beslist als volgt naar aanleiding van de ter griffie van dit gerechtshof ingekomen vordering van de advocaat-generaal bij dit hof van 21 juni 2018, betreffende het op 28 januari 2016 onherroepelijk geworden arrest van dit gerechtshof van 13 januari 2016 in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1966,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
De veroordeelde is bij genoemd arrest -voor zover hier van belang- veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat zij zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres], en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.

Inhoud van de vordering

De advocaat-generaal heeft de schriftelijke vordering tijdig ingediend. Deze houdt in dat het hof
de tenuitvoerlegging van de thans nog voorliggende voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf
zal gelasten, aangezien de veroordeelde zich niet aan de gestelde bijzondere voorwaarde(n) heeft gehouden.
De advocaat-generaal heeft ter zitting gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met een periode
van één jaar en dat de veroordeelde gedurende de proeftijd bij Exodus te [plaats] zal verblijven.

Procesgang

Het hof heeft kennis genomen van de bij de vordering overgelegde stukken in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer, waaronder een Advies aan opdrachtgever toezicht van 18 juni 2018, ondertekend door [naam 1] en [naam 2], werkzaam bij Reclassering Nederland.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 6 maart 2019.
Daar zijn gehoord de veroordeelde, mr. Aalmoes, advocaat te Amsterdam, [naam 1] van Reclassering Nederland, en de advocaat-generaal.

Beoordeling

Blijkens genoemd advies van Reclassering Nederland en het verhandelde ter zitting heeft de veroordeelde de bijzondere voorwaarde overtreden. Zij heeft gedurende een lange periode geen contact gehad met de reclassering, onder meer als gevolg van detentie in het buitenland.
Ter zitting is gebleken dat de veroordeelde weer terug in Nederland is en dat zij open staat voor begeleiding door zowel de reclassering als Exodus. De raadsvrouw heeft een e-mailbericht
d.d. 4 februari 2019 overgelegd van Stichting Exodus Zuid-Nederland te [plaats] waarin staat dat Stichting Exodus positief heeft besloten over een nieuwe plaatsing van de veroordeelde op locatie [plaats]. Uit de verklaring van de reclasseringswerker [naam 1] ter zitting volgt voorts dat de veroordeelde begeleiding zal krijgen van de reclassering als zij bij Exodus verblijft. Deze begeleiding is niet mogelijk indien de veroordeelde weer gedetineerd raakt.
Gelet op het voorgaande acht het hof het opportuun de vordering van de advocaat-generaal af te wijzen en de proeftijd te verlengen met één jaar. Overeenkomstig het verzoek van de raadsvrouw en de vordering van de advocaat-generaal zal aan deze proeftijd de (nieuwe) bijzondere voorwaarde worden verbonden dat de veroordeelde zal verblijven bij Stichting Exodus Zuid-Nederland locatie [plaats] en dat zij daar de aanwijzingen zal opvolgen. Het hof ziet bovendien aanleiding de bijzondere voorwaarde die bij het arrest in de strafzaak is opgelegd in dier voege te wijzigen dat de veroordeelde zich dient te melden bij de reclassering te Den Bosch, in plaats van bij de reclassering te Amsterdam.

Beslissing

Het hof:
Wijst afde vordering van de advocaat-generaal.
Verlengtde in het arrest van 13 januari 2016 bepaalde
proeftijdmet een termijn van 1 (één) jaar.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich te melden bij de Reclassering Nederland te Den Bosch en zich te blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht. Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zal verblijven bij Stichting Exodus
Zuid-Nederland op locatie [plaats] en daar de aanwijzingen op zal volgen.
Deze beslissing is genomen door de voorzitter mr. A.D.R.M. Boumans, en de raadsheren
mr. S. Clement en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt,
griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 maart 2019.
Mr. A.M. van Amsterdam is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.