ECLI:NL:GHAMS:2019:1489

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
001264-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot kwijtschelding of vermindering van betalingsverplichting in ontnemingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2019 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de veroordeelde, hierna verzoeker, tot kwijtschelding of vermindering van een betalingsverplichting die voortvloeit uit een ontnemingsmaatregel. Verzoeker, geboren in 1952, had eerder de verplichting opgelegd gekregen om een bedrag van € 111.900,00 te betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. In een eerdere beschikking van 21 februari 2017 was deze verplichting vastgesteld op € 25.000,00. Verzoeker heeft op 25 september 2018 een verzoek ingediend om het resterende bedrag van € 23.555,00 kwijt te schelden of te matigen, onderbouwd met de stelling dat hij geen draagkracht heeft om aan deze verplichting te voldoen.

Tijdens de behandeling van het verzoek in raadkamer is verzoeker gehoord, evenals de advocaat-generaal, mr. S.M.L.M. Spoor, die heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Verzoeker heeft aangevoerd dat zijn inkomen ver onder het minimum ligt en dat hij medische problemen heeft. Echter, hij heeft geen bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van zijn financiële situatie. Het CJIB heeft in een reactie op het verzoek aangegeven zich niet te verzetten tegen een mogelijke reductie van de betalingsplicht, maar verzoeker heeft geen inzicht gegeven in zijn huidige en toekomstige financiële situatie.

Het hof heeft geoordeeld dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Gezien het gebrek aan inzicht in zijn financiële situatie en de weigering om deze te delen, zijn er geen termen aanwezig om de betalingsverplichting te matigen of kwijt te schelden. Het verzoek is dan ook afgewezen. De beslissing is genomen door de rechters A.D.R.M. Boumans, S. Clement en A.M. van Amsterdam, in aanwezigheid van griffier mr. K. van der Togt.

Uitspraak

beschikking

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004939-05
rekestnummer: 001264-18
datum uitspraak: 6 maart 2019

BESCHIKKING

gegeven op het verzoekschrift op grond van artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend door de veroordeelde:

[verzoeker],

geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1952,
adres: [adres]
hierna te noemen: verzoeker.
Procesgang
Aan verzoeker is bij arrest van dit hof van 22 september 2006 de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 111.900,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bij beschikking van 21 februari 2017 heeft het hof op een eerder verzoek van verzoeker
de resterende betalingsverplichting vastgesteld op € 25.000,00.
Namens verzoeker is bij een op 25 september 2018 ter griffie van dit gerechtshof ingekomen verzoekschrift op grond van artikel 577b, lid 2 Sv verzocht thans nog het resterende ingevolge de ontnemingsmaatregel te betalen bedrag van € 23.555,00 kwijt te schelden dan wel te matigen.
Het verzoekschrift is door het hof in raadkamer op 6 maart 2019 in het openbaar behandeld.
Daarbij zijn gehoord verzoeker en de advocaat-generaal mr. S.M.L.M. Spoor.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Beoordeling van het verzoek
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij geen draagkracht heeft om te voldoen aan de betalingsverplichting. Zijn inkomen ligt ver onder het minimum inkomen. Hij heeft medische problemen en is 66 jaar. Hij heeft geen stukken overgelegd die zijn verzoek onderbouwen.
Het CJIB heeft in een reactie op het verminderingsverzoek op 17 december 2018 kenbaar gemaakt dat het CJIB zich niet verzet tegen een reductie van de betalingsplicht van verzoeker.
Artikel 577b, tweede lid Sv biedt de rechter de mogelijkheid tot vermindering of kwijtschelding van het ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vastgestelde bedrag. Verzoeker dient dan aannemelijk te maken dat hij niet (meer) in staat is de aan hem opgelegde verplichting tot betaling aan de Staat te voldoen en ook in de toekomst daaraan niet zal kunnen voldoen.
Naar het oordeel van het hof heeft verzoeker geen enkel inzicht gegeven in zijn huidige en toekomstige financiële situatie. Verzoeker heeft daarentegen ter zitting aangegeven dat hij het vervelend vindt om inzage in zijn financiële situatie te geven.
Op basis van het voorgaande zijn geen termen aanwezig de (resterende) betalingsverplichting van verzoeker verder te matigen dan wel kwijt te schelden. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

Het hof:
Wijsthet verzoek van verzoeker tot vermindering c.q. kwijtschelding van de aan verzoeker opgelegde betalingsverplichting
af.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Clement en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 maart 2019.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.