ECLI:NL:GHAMS:2019:1488

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
001260-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot kwijtschelding of vermindering van betalingsverplichting in ontnemingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2019 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van de veroordeelde, die in 2014 door het hof was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 102.846,50 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, hierna verzoeker genoemd, heeft op 26 oktober 2018 een verzoek ingediend om het resterende bedrag kwijt te schelden of te verminderen met € 90.000, onderbouwd met een medische verklaring en financiële gegevens.

Tijdens de behandeling van het verzoek in raadkamer heeft de advocaat-generaal, mr. S.M.L.M. Spoor, geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Verzoeker heeft gesteld dat hij door zijn financiële en medische situatie niet in staat is om aan de betalingsverplichting te voldoen. Hij heeft tot de zitting ruim € 3.000 afgelost en betaalt momenteel € 100 per maand aan het CJIB.

Het CJIB heeft echter aangegeven dat verzoeker in staat geacht moet worden om het opgelegde bedrag in termijnen te voldoen, gezien het feit dat hij een aanzienlijk bedrag heeft verdiend met strafbare feiten. Het hof heeft geoordeeld dat verzoeker onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn huidige en toekomstige financiële situatie, waardoor er onvoldoende basis is om te concluderen dat hij niet in staat is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen.

Daarom heeft het hof het verzoek tot vermindering of kwijtschelding van de betalingsverplichting afgewezen. De beslissing is genomen door de rechters A.D.R.M. Boumans, S. Clement en A.M. van Amsterdam, en is uitgesproken in de openbare zitting van 6 maart 2019.

Uitspraak

beschikking

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003997-11
rekestnummer: 001260-18
datum uitspraak: 6 maart 2019

BESCHIKKING

gegeven op het verzoekschrift op grond van artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) ingediend door de veroordeelde:

[verzoeker],

geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1971,
adres: [adres],
hierna te noemen: verzoeker.
Procesgang
Aan verzoeker is bij arrest van dit hof van 28 mei 2014 de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 102.846,50 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is op 19 mei 2015 onherroepelijk geworden.
Namens verzoeker is bij een op 26 oktober 2018 ter griffie van dit gerechtshof ingekomen verzoekschrift op grond van artikel 577b, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) verzocht het resterende ingevolge de ontnemingsmaatregel te betalen bedrag kwijt te schelden, dan wel te matigen met € 90.000.
Het verzoekschrift is door het hof in raadkamer op 6 maart 2019 in het openbaar behandeld.
Daarbij zijn gehoord verzoeker en de advocaat-generaal mr. S.M.L.M. Spoor.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Beoordeling van het verzoek
Verzoeker heeft gesteld dat op grond van zijn financiële en medische situatie, er sprake is van een beperkte draagkracht waardoor hij niet aan de betalingsverplichting kan voldoen. Hij heeft tot aan het moment van de zitting ruim € 3.000 afgelost, waardoor er nog een groot bedrag van bijna € 100.000 openstaat. Hij heeft een regeling met het CJIB getroffen waarbij hij momenteel € 100 per maand betaalt. Verzoeker heeft het verzoek met (enkele) stukken onderbouwd, namelijk een medische verklaring, enkele facturen en afschriften van betaalrekeningen.
Het CJIB heeft in een reactie op het verminderingsverzoek van 21 december 2018 kenbaar gemaakt dat verzoeker in staat zou moeten worden geacht het aan hem opgelegde bedrag (in termijnen) te kunnen voldoen, nu een rechterlijke instantie heeft vastgesteld dat verzoeker een aanzienlijk bedrag heeft verdiend met het plegen van strafbare feiten en het voorshands niet aannemelijk is dat dit verkregen voordeel (geheel) is opgesoupeerd.
Artikel 577b, tweede lid Sv biedt de rechter de mogelijkheid tot vermindering of kwijtschelding van het ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel vastgestelde bedrag. Verzoeker dient dan aannemelijk te maken dat hij niet (meer) in staat is de aan hem opgelegde verplichting tot betaling aan de Staat te voldoen en ook dat hij in de toekomst daaraan niet zal kunnen voldoen.
Naar het oordeel van het hof heeft verzoeker onvoldoende inzicht gegeven in zijn huidige en toekomstige (financiële) situatie. Hierdoor is er onvoldoende informatie beschikbaar om vast te kunnen stellen dat er sprake is van een dusdanig beperkte draagkracht zowel nu als in de toekomst, dat dit zou moeten leiden tot een vermindering of kwijtschelding van de betalingsverplichting die aan verzoeker is opgelegd.
Op basis van het voorgaande zijn geen termen aanwezig de (resterende) betalingsverplichting van verzoeker te matigen dan wel kwijt te schelden. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

Het hof:
Wijsthet verzoek van verzoeker tot vermindering c.q. kwijtschelding van de aan verzoeker opgelegde betalingsverplichting
af.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Clement en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van dit gerechtshof van 6 maart 2019.
Deze beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.