ECLI:NL:GHAMS:2019:1415

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
23-004375-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vonnis en vrijspraak oplichting, veroordeling valsheid in geschrifte met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van oplichting, maar het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank onvoldoende bewijs had om tot een veroordeling te komen. De verdachte had meerdere keren geld geleend van de aangeefster, maar het hof concludeert dat er geen wettig bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De verklaringen van de aangeefster waren niet voldoende om tot een veroordeling te komen, aangezien er geen twee onafhankelijke bronnen waren die de oplichting konden bevestigen.

Daarnaast is de verdachte wel veroordeeld voor valsheid in geschrifte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich bij de koop van een woning heeft voorgedaan als een andere persoon en een koopcontract heeft ondertekend onder een valse naam. Dit werd bewezen door getuigenverklaringen en de aangifte van de benadeelde partij. Het hof heeft de verdachte hiervoor een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van twee jaren, met een proeftijd van twee jaren. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd.

Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij mr. A.M.P. Geelhoed niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004375-17
datum uitspraak: 23 april 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 november 2017 in de strafzaak onder
parketnummer 15-127668-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
adres: [adres 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek
van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen
de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op artikel 404, vijfde lid Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari 2013 tot en met 4 januari 2014 in de gemeente Purmerend en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 1] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • zich voorgedaan als zijnde een echtscheidingsexpert en/of
  • een (seksuele) relatie aangegaan met die [benadeelde 1] en/of
  • zich voorgedaan als een persoon met een villa van 1.800.000,- euro en/of een boot en/of een bedrijf in Spanje althans zich voorgedaan als een persoon met veel vermogen en/of onroerende goed(eren) van hoge waarde en/of
  • toegezegd een huis en/of inboedel voor die [benadeelde 1] te bekostigen en/of
  • (telkens) aan die [benadeelde 1] voorgehouden dat het geld uit Spanje nog niet vrij was gekomen en/of (vervolgens) (telkens) gemeld aan die [benadeelde 1] dat het afgegeven geldbedrag een lening betreft
en dat hij, verdachte, de/het geldbedrag(en) zou terugbetalen zodra het geld uit Spanje vrijkwam
waardoor [benadeelde 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
3
primair:
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2010 tot en met 14 juni 2010 te de Woude, gemeente Castricum en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door
een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] en/of
[benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van een overeenkomst met betrekking tot de verkoop
en/of levering van een woning aan de [adres 2], in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als zijnde genaamd [naam 1], woonachtig in Londen en (aldaar) in het bezit van een penthouse met een waarde van € 2.800.000,-- en zijnde bereid en in
staat om voor een geldbedrag groot € 1.200.000,-- een woning gelegen aan de [adres 2] in
De Woude te betalen, waardoor [benadeelde 2] voornoemd werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3 subsidiair:
hij op of omstreeks 12 mei 2010 te Koog aan de Zaan, althans elders in Nederland een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een koopcontract aangaande de koop en verkoop van de woning aan de [adres 2] te De Woude valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door dit koopcontract aan te gaan onder een valse naam, te weten alszijnde [naam 1] en/of dit koopcontract als zijnde die [naam 1] te ondertekenen met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3 meer subsidiair:
hij op tijdstip(pen) in of omstreeks 01 maart 2010 tot en met 14 juni 2014 te De Woude, gemeente Castricum, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met
het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (het aangaan van een overeenkomst tot) de verkoop en/of levering van een woning aan de [adres 2] met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en listiglijk
  • heeft aangebeld bij de woning aan de [adres 2] en/of
  • zich heeft voorgedaan als bonafide koper, genaamd [naam 1], en/of
  • heeft gezegd dat hij, verdachte, de woning wilde kopen voor € 1.200.000,- en/of
  • heeft gezegd tegen die [benadeelde 2] en/of de Bruijn dat hij in een penthouse ter waarde van
€ 2.800.00,- in London zou wonen, en/of
- het koopcontract voor de koop van de woning aan de [adres 2] te De Woude voor een bedrag van € 1.100.00,- heeft ondertekend alszijnde [naam 1]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt.

Vrijspraak van hetgeen onder 1 en 3 primair is tenlastegelegd

Ten aanzien van feit 1[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan tegen de verdachte terzake van oplichting. In de kern heeft zij verklaard dat zij de verdachte meerdere keren en om verschillende redenen geld heeft geleend, telkens
op zijn verzoek. Dit geld heeft de verdachte nimmer terugbetaald. Bij de aangifte zijn meerdere bijlagen gevoegd, waaronder bankoverzichten en een grote hoeveelheid digitale correspondentie.
De verdachte heeft in zijn verhoren bij de politie en ter terechtzitting in hoger – kort weergegeven – verklaard dat het juist is dat hij diverse keren geldbedragen van de aangeefster heeft ontvangen, maar dat dit betalingen betrof voor het werk dat de verdachte verrichtte ten behoeve van de echtscheiding van de aangeefster.
Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot bewijs van de tenlastegelegde oplichting te komen, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. In dit verband wordt het navolgende opgemerkt. Op grond van de in Sv opgenomen bepalingen in onderling verband gezien moet de essentie van een bewezenverklaring berusten op tenminste twee uiteenlopende bronnen. Dit houdt in dat niet op grond van de (enkele) verklaringen van aangeefster tot een veroordeling kan worden gekomen. Voorts dient op grond van artikel 326 Wetboek van Strafrecht (Sr) vast te komen staan dat iemand door een van de in dit artikel omschreven oplichtingsmiddelen is bewogen tot bepaalde in dat artikel omschreven handelingen.
Dit betekent voor de onderhavige zaak dat op basis van ten minste twee uiteenlopende bronnen bewezen moet kunnen worden dat aangeefster tot het lenen van geld is bewogen door - kort gezegd - een van de
in artikel 326 genoemde oplichtingsmiddelen. Van dit laatste is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het betreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot - in de onderhavige zaak - het gestelde lenen van geld, waarbij het antwoord op de vraag of in het concrete geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel
is bewogen in sterke mate afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. In meer algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven
die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Oplichting is de zin van artikel 326, eerste lid Sr is echter niet aan de orde wanneer het slachtoffer - gelet op alle omstandigheden van het geval - de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien (ECLI:NL:HR:2016:2889). Tegen de achtergrond van het hiervoor geschetste juridische kader biedt het dossier en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep aan de orde is gekomen onvoldoende wettig bewijs om tot bewezenverklaring te komen van het onder een ten laste gelegde feit. De verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3 primair
Het hof is van oordeel - in aansluiting op het requisitoir van de advocaat-generaal en het betoog van de raadsvrouw - dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde

De vraag die nu voorligt is - kort samengevat - of de verdachte op of omstreeks 12 mei 2010 te Koog
aan de Zaan onder een valse naam, te weten [naam 1] een koopcontract heeft ondertekend.
De verdachte heeft gezegd hieraan geen herinneringen te hebben. Het hof overweegt hierover als volgt.
In de aangifte van [benadeelde 2] verklaart aangeefster - naar de kern samengevat - dat een man en een vrouw bij haar aan de deur kwamen die interesse toonden in haar woning. De man stelde zich voor als [naam 1], de vrouw als [naam 2]. [naam 1] stemde direct in met de vraagprijs. Half mei 2010 werd het koopcontract voor de woning getekend bij de makelaar in Koog aan de Zaan.
[naam 1] had geen legitimatie bij zich. Via een verwijzing bij de website van Tros Radar zag zij
een film van een man, die zij herkende als [naam 1]. Deze man bleek uit berichtgeving
van Tros Radar [verdachte] te heten. Op deze wijze kwam zij erachter dat de man die zich had gepresenteerd als [naam 1] in werkelijkheid [verdachte], zijnde de verdachte, was (proces-verbaal aangifte door [benadeelde 2], doorgenummerde dossierpagina 102 tot en met 104).
[naam 2], de ex-partner van de verdachte, heeft de verklaring van [benadeelde 2] bevestigd, in die zin dat zij heeft verklaard dat de verdachte de naam [naam 1] gebruikte. Deze naam heeft hij ook gebruikt toen [naam 2] en de verdachte een huis wilden kopen (proces-verbaal aangifte door [naam 2], doorgenummerde dossierpagina 92 tot en met 94).
Het hof komt op grond van deze bewijsmiddelen tot de conclusie dat de verdachte zich bij de koop van de woning van [benadeelde 2] heeft voorgedaan als [naam 1]. In het verlengde daarvan acht het hof bewezen dat de verdachte aldus de koopovereenkomst is aangegaan onder een valse naam en het koopcontract, door ondertekening daarvan, valselijk heeft opgemaakt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3 subsidiair:
hij op 12 mei 2010 te Koog aan de Zaan, een geschrift dat bestemd was tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een koopcontract aangaande de koop en verkoop van de woning aan de [adres 2] te De Woude valselijk heeft opgemaakt door dit koopcontract aan te gaan onder een valse naam, te weten als zijnde [naam 1] en dit koopcontract als zijnde die [naam 1] te ondertekenen met het oogmerk het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen onder 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door onder een valse naam een koopcontract van een woning te tekenen. In het algemeen geldt dat men er in het maatschappelijk en commercieel verkeer op moet kunnen vertrouwen dat geschriften en documenten die bedoeld zijn tot bewijs te dienen, echt en onvervalst zijn. Dat vertrouwen heeft de verdachte door zijn handelen in ernstige mate geschaad.
Gelet op de LOVS-oriëntatiepunten is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Gelet op de ouderdom van de feiten en teneinde de verdachte ervan te weerhouden dat hij zich opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten zal het hof de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, van na te melden duur, opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg ter zake van feit 1 in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.500. De vordering is bij het vonnis waarvan
beroep toegewezen tot een bedrag van € 12.428. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep
opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg ter zake van feit 3 in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 111.500. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vordering voor wat betreft de post “bijkomende kosten makelaar, notaris etc” ad € 1.500, omdat de vordering in zoverre niet met stukken is onderbouwd. Voor wat betreft de post “10% van aankoop huis” ad € 110.000 wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, aangezien het rechtstreeks verband tussen die gevorderde schade en het strafbare feit onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Compenseert de proceskosten aldus, dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding
Compenseert de proceskosten aldus, dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid
van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 april 2019.
Mr. A.M.P. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]