ECLI:NL:GHAMS:2019:1407
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verduistering in persoonlijke dienstbetrekking met betrekking tot goederen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Brazilië in 1953, was beschuldigd van verduistering van verschillende goederen, waaronder mobiele telefoons en een Windows mini pc, die hij onder zich had in het kader van zijn functie als stationmanager. De tenlastelegging betrof de periode van 5 december 2007 tot en met 6 februari 2015, waarbij de verdachte werd verweten deze goederen wederrechtelijk te hebben toegeëigend.
Tijdens de zitting op 9 april 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 60 uren had geëist, subsidiair 30 dagen hechtenis. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet van de verdachte op de wederrechtelijkheid van de toe-eigening. Het hof stelde vast dat de verdachte handelde volgens de gebruikelijke regels binnen het bedrijf en dat er geen bewijs was dat hij wist dat de goederen korter dan drie maanden voor de aanwending waren aangetroffen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij mr. A.M.P. Geelhoed buiten staat was om het arrest mede te ondertekenen.