ECLI:NL:GHAMS:2019:1402

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
23-004193-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met braak en vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 24 november 2017 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die is beschuldigd van diefstal met braak en poging tot diefstal met braak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter grotendeels bevestigd, maar heeft de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] vernietigd. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] werd volledig toegewezen, terwijl de vordering van [benadeelde 1] slechts gedeeltelijk werd toegewezen. Het hof oordeelde dat de schade die was ontstaan door het inslaan van de autoruit door de verdachte, erkend werd en dat de benadeelde partij recht had op schadevergoeding van € 276,00. Voor de overige schadeposten was er onvoldoende bewijs van een rechtstreeks verband met de strafbare feiten, waardoor de benadeelde partij in die delen niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hof legde de verdachte de verplichting op om de schadevergoeding te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De aanvangsdatum voor de wettelijke rente werd vastgesteld op 16 april 2016. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. A.M.P. Geelhoed, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004193-17
datum uitspraak: 23 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-080264-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door
de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1], in zoverre zal het vonnis worden vernietigd, en met dien verstande dat het hof het door de raadsman in hoger beroep gevoerde verweer tegen de vorderingen van de benadeelde partijen zal bespreken.

Bespreking van verweren ten aanzien van de vorderingen benadeelde partijen

De raadsman heeft, naar de kern weergegeven, gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde 2] en [benadeelde 1] kunnen worden toegewezen voor zover de vorderingen zien op de ingeslagen autoruit. Bij de overige posten is onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van rechtstreeks verband tussen de schade en de strafbare feiten.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof is van oordeel dat de gehele vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] - gelet op de aangifte van 16 april 2016 met de daarbij gevoegd foto’s van de schade en de toelichting van de benadeelde
partij ter terechtzitting van het hof - genoegzaam is onderbouwd en dat derhalve ook de schade aan de kofferbak, het portier en de centrale vergrendeling van de auto is ontstaan door het door de verdachte gepleegde strafbare feit. De gehele vordering ligt voor toewijzing gereed. Het hof verwerpt daarmee
het gevoerde verweer.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] is het hof van oordeel dat de vordering voor toewijzing gereed ligt, voor zover de vordering ziet op de schade ontstaan door het inslaan van
de autoruit. Deze schade is erkend door de verdachte en bedraagt € 276,00. Voor het overige is het rechtstreeks verband tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde feit in het licht van het gevoerde verweer onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en doet in zoverre opnieuw recht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het
onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 276,00 (tweehonderdzesenzeventig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde 1], ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 276,00 (tweehonderdzesenzeventig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 april 2016.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid
van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 23 april 2019.
Mr. A.M.P. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]