ECLI:NL:GHAMS:2019:1371

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
18/00329
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake douanerechten en oorsprong van zonnepanelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de uitreiking van een uitnodiging tot betaling (UTB) door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane voor douanerechten met betrekking tot zonnepanelen die door belanghebbende zijn ingevoerd. De inspecteur stelde dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn, terwijl belanghebbende betoogde dat deze van Taiwanese oorsprong zijn. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de inspecteur zijn bewijslast had voldaan, en het Hof bevestigde deze uitspraak. Het Hof oordeelde dat de inspecteur voldoende bewijs had geleverd dat de zonnepanelen daadwerkelijk uit China afkomstig waren, onderbouwd door rapporten van OLAF en douane-informatie uit Taiwan. Belanghebbende had geen overtuigend bewijs geleverd dat de oorsprong van de zonnepanelen anders was. Het Hof concludeerde dat de UTB terecht was uitgereikt en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 18/00329
14 maart 2019
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X], gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. R. Andringa)
tegen de uitspraak van 3 mei 2018 in de zaak met kenmerk HAA 16/2435 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 24 augustus 2015 aan belanghebbende een
uitnodiging tot betaling (hierna: UTB) uitgereikt voor een bedrag van € 448.848,40 aan douanerechten (€ 369.314,40 aan antidumpingrechten en € 79.534 aan compenserende rechten).
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 31 maart
2016, de UTB gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank
heeft het beroep in haar uitspraak van 3 mei 2018 ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 7 juni
2018, aangevuld bij brief van 4 juli 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2019. De zaak is
gelijktijdig behandeld met de zaak met kenmerk 18/00330. Verschenen zijn de
gemachtigde voornoemd en, namens de inspecteur, mr. C.C. Dekker en mr. B.C. Brouwer.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. (Belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’)
“1. Op 10 oktober 2014 heeft [Bedrijf A] in naam en voor rekening van eiseres aangifte gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van - kort gezegd - zonnepanelen met land van oorsprong Taiwan. De zonnepanelen zijn aangegeven onder Taric-code 8451 40 90 29 . Bij de aangifte is een Certificaat van Oorsprong overgelegd van de New Taipei City Chamber of Commerce met vermelding van [Bedrijf B] (Taiwan) (hierna: [Bedrijf B] ) als exporteur van 12.376 solar panels, type [Type A] . Blijkens de bill of lading zijn de solar panels vervoerd in 17 containers. Voorts bevindt zich bij de stukken een factuur van [Bedrijf C] aan eiseres voor de levering van 12.376 solar panels van het type [Type A] . De packing list houdt in dat het nettogewicht van de 12.376 solar panels van het type [Type A] 236.891,2 kg bedraagt. De toestemming tot wegvoering ziet op in totaal 2 artikelen. Artikel 1 betreft zonnepanelen die zijn vervoerd in 9 containers en artikel 2 betreft zonnepanelen die zijn vervoerd in 8 containers. De containernummers staan per artikel vermeld in de toestemming tot wegvoering. De utb heeft betrekking op artikel 2 in de toestemming tot wegvoering en ziet blijkens de opgave door verweerder ter zitting op 5.824 zonnepanelen.
2. In het missierapport van 21 april 2015 van het antifraudebureau van de Commissie (hierna: OLAF) staat onder meer het volgende:
“1. Purpose of the mission
On 14.09.2014 (…) OLAF formally requested the Taiwanese authorities, via the Taipei Representative Office in Brussels, for assistance concerning the suspected transshipment of Chinese (People’s Republic of China) solar panels via Taiwan. By email dated 14.10.2014 (…) OLAF was informed by the Taipei Representative Office that the Bureau of Foreign Trade (hereafter BOFT) and Taiwanese Customs had agreed to meet the joint EU mission team from 17 to 21.11.2014. (…)
The objectives of the mission were:
1) the collection of the evidence on the suspected transshipments of Chinese solar panels via Taiwan which should be available at the Taiwanese Customs authorities;
2) the analysis of data from import and export databases held by Taiwanese Customs and the matching of this information with import data provided to OLAF by the Member States;
3) to visit a selection of Taiwanese companies that had been identified as suppliers of solar panels to EU importers in order to determine their role in these operations and to collect the necessary evidence of the suspected transshipment of Chinese panels via Taiwan territory.

2.Mission activities

(…)
The representatives of the BOFT confirmed that company visits had been arranged for the following five companies:
(…)
-
[Bedrijf B]
(…).
The investigative activities during the mission thus focused on solar modules imported into the EU, and the corresponding documents identifying the above mentioned 8 Taiwanese companies as possible consignors. A master list covering such consignments (in total 1,456 containers) had been prepaired by OLAF upon receipt, prior to the mission, of information provided by EU Member States, this list intended to serve as a tool during the mission in order to identify possible transshipment of Chinese solar modules via Taiwanese territory. Taiwanese Customs and the BOFT received a copy of this master list on 17.11.2014 (Annex 1). (…)
Taiwenese Customs confirmed the fact that no processing activities were permitted in the Free Trades Zones and that the import of Chinese solar modules and cells into Taiwan was strictly forbidden. Transshipment of such goods is allowed through free zones and bonded warehouses. The customs procedure to be followed is as follows:
(…)
-import into a free zone: customs declaration F1
-export from a free zone: customs declaration F5
(…).
A second meeting was held with Taiwanese Customs on 19.11.2014 at their premises. The latter explained that they had identified the arrival of 153 containers of solar modules coming from Malaysia, as reported earlier by OLAF. Crosschecks in the Customs database had shown that most of these containers had been cleared for import into Taiwan in the name of [Bedrijf B] , the products being declared as originating in Malaysia (137 containers – 38 import declarations). The remaining containers (16 in total – 3 declarations) had been brought into the Free Trade Zone, for the account of the companies [zwart gemaakt] and [zwart gemaakt]. (…)
OLAF also informed the BOFT of the meetings held with the Taiwanese Customs and explained that the data of incoming and outgoing consignments in the Free Trade Zone indicates that a significant number of Chinese solar modules consignments have been routed via the Free Trade Zone in Taiwan. Theses consignements have been misdescribed at import into the EU as originating in Taiwan. (…)

3.Results

For reasons of clarity, the information obtained both during and after the mission is jointly presented in this mission report.
3.1.
General
On the occasion of a visit by Taiwanese Customs to OLAF between 24 and 27.11.2014 an excel file (including imports and exports) was handed over to OLAF that covers transshipment data (linked import-export records for the Free Trade Zone) (Annex 3).
(…) Annex 3 is a detailed overview of the consignments imported from the PR China and the corresponding re-exports. The following details are mentioned in the original Taiwanese data:
 Date of export declaration
 Export declaration number
 Customs regime
 Country of destination
 Taiwanese exporter
 Buyer (destination)
 HS code
 Commodity description
 Quantity, unit and weight
 FOB Value
 Export container number
 Reference of import declaration (is obligatory in the export declaration and via this number the export is linked tot the import)
 Reference of import item
 Date of import declaration
 Taiwanese import declaration number
 Customs regime
 Country of origin
 Chinese seller
 Item
 HS code
 Commodity description
 Quantity, unit and weight
 Import container number
(…)
On 20.01.2015 OLAF received a CD-ROM (…) from the Taipei Representative Office in Brussels, which contained the replies given to the BOFT by the five companies that had been visited during the OLAF mission to Taiwan. These included per company, copies of commercial records (invoices, packing-lists, bills of lading), which according to these companies corresponded with sales of Taiwanees solar modules tot EU customers (Annex 4).
An in-depth analysis of these records by OLAF (comparing them with the transshipment data earlier provided by Taiwanese Customs) led to the conclusion that 4 out of 5 of the visited companies had in some way been involved in the transshipment of Chinese solar modules via Taiwan as consignments they had indicated as corresponding with Taiwanese production were merely transshipped Chinese solar modules that had been shipped via the Free Trade Zone in Taiwan to the EU. No involvement of transshipment by the company Ablytek could be established.
3.2.
Matched consignments so far
The matching between data provided by the EU Member States and the data transmitted by Taiwanese Customs led to the establishment of a list with 5111 lines (the excel table “Match TW ML Container (full) refers – Annex 5).
This results into an immediate match for
925 containers(the excel table “Match TW ML Container (unique)” refers – Annex 6).
(…)”
3. Het visit report van 18 november 2014 dat is opgemaakt naar aanleiding van het bezoek aan [Bedrijf B] bevat onder meer het volgende:
“(…)
[persoon 1] (rechtbank: vice-president [Bedrijf B] ) and [persoon 2] (rechtbank: assistent vice-president [Bedrijf B] ) informed the mission team that [Bedrijf B] is a manufacturer of solar modules but not produces solar cells itself. The company exists since 2002. The modules are assembled at their own production facility and are of the types [Type A] , [Type B] , [Type C] en [Type D] . The solars cells are purchased in Taiwan and Korea from various solar cells producers (…). The glass used at the production of the solar modules comes from China. The EVA is purchased in China and Japan. The junction boxes are also purchased in China.
(…)”
4. Annex 3 bij het OLAF-rapport houdt onder meer in dat op 4 en 5 september 2014 in de Free Trade Zone te Taiwan in totaal drie exportaangiften zijn gedaan voor de uitvoer naar SG van respectievelijk 3.640, 4.368 en 4.368 stuks solar modules, type [Type A] met een nettogewicht van respectievelijk 69.160 kg, 83.865,6 kg en 83.865,6 kg. De Taiwanese exporteur is telkens [Bedrijf B] en de koper is telkens [Bedrijf C] . Per aangifte zijn de exportcontainernummers vermeld. Deze uitvoeraangiften zijn gekoppeld aan in totaal drie op 1 en 2 september 2014 gedane invoeraangiften voor de invoer in Taiwan van respectievelijk 3.640, 4.368 en 4.368 stuks solar modules, type [Type A] met een nettogewicht van respectievelijk 69.160 kg, 83.865,6 kg en 83.865,6 kg. Het in de invoeraangiften aangegeven land van oorsprong is telkens CN en de Chinese verkoper is [Bedrijf D] respectievelijk [Bedrijf E] ”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de UTB terecht aan belanghebbende is uitgereikt. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld of de inspecteur is geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat de ingevoerde zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Partijen houdt verdeeld of de inspecteur heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de ingevoerde zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn. Ter zitting heeft belanghebbende zich - met juistheid - op het standpunt gesteld dat de inspecteur de Chinese oorsprong niet overtuigend hoeft aan te tonen, maar kan volstaan met het aannemelijk maken van deze oorsprong. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur heeft voldaan aan deze op hem rustende bewijslast. Zij heeft daartoe als volgt overwogen:
14. Uit het hiervoor genoemde rapport van OLAF blijkt dat OLAF in samenwerking met de bevoegde autoriteiten in Taiwan heeft vastgesteld dat significante aantallen zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn binnengebracht in de Free Trade Zone te Taiwan, dat geen enkele be- of verwerking is toegestaan in de Free Trade Zone en dat doorvoer van zonnepanelen via de Free Trade Zone wel is toegestaan. Uit onderdeel 3.1 van het OLAF-rapport blijkt dat de Taiwanese douaneautoriteiten van de Free Trade Zone aan de hand van het nummer van de invoeraangifte (F1) dat is vermeld in de uitvoeraangifte (F5) een link hebben kunnen leggen tussen de ingevoerde zonnepanelen uit China en de wederuitvoer van diezelfde zonnepanelen naar de Europese Unie. Voorts is aan de hand van de aantallen, het type en het gewicht vastgesteld dat de onderhavige zonnepanelen die uit de Free Trade Zone zijn uitgeslagen onder vermelding van oorsprong Taiwan enkele dagen eerder in de Free Trade Zone zijn ingeslagen onder opgave van oorsprong CN, hetgeen staat voor China. De in de uitvoeraangiften opgegeven containernummers, de naam van de Taiwanese exporteur, de aantallen, het type en het gewicht komen overeen met de gegevens in de bescheiden die zijn overgelegd bij de aangiften voor het brengen in het vrije verkeer waar de utb op ziet. Op basis van deze bevindingen is geconcludeerd dat de werkelijke oorsprong van de in de navordering betrokken 2.128
[het Hof leest: 5.824]zonnepanelen China is.
15. Eiseres heeft niets tegen deze bevindingen ingebracht, maar wil enkel zelf kunnen controleren of de koppeling die in Taiwan is gemaakt klopt met name omdat [Bedrijf B] ook zonnepanelen uit Maleisië invoert in Taiwan. Anders dan eiseres heeft betoogd, acht de rechtbank de informatie uit de administratie van de Free Trade Zone voldoende bewijs en is het niet noodzakelijk dat ook de onderliggende bescheiden worden overgelegd. Dat volgens het OLAF-rapport in naam van [Bedrijf B] ook containers met zonnepanelen met aangegeven land van oorsprong Maleisië in de Free Trade Zone te Taiwan zijn ingevoerd doet daar niet aan af, aangezien voor de onderhavige zonnepanelen blijkt dat het bij invoer in de Free Trade Zone te Taiwan aangegeven land van oorsprong China is. Gelet op de door verweerder gegeven toelichting waarom er niet meteen een match kon worden gemaakt tussen de uit Taiwan uitgevoerde en in Nederland ingevoerde containers met zonnepanelen met land van oorsprong China (zie hiervoor onder 7), is er geen enkele reden waarom verweerder niet mocht afgaan op het rapport van OLAF en heeft hij door te verwijzen naar dat rapport aan zijn bewijslast voldaan en aannemelijk gemaakt dat de oorsprong van de in de navordering betrokken zonnepanelen China is.
16. Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat artikel 220, tweede lid, sub b, van het CDW aan navordering in de weg staat. Zij heeft daartoe allereerst betoogd dat het ten onrechte afgeven van een Certificaat van Oorsprong door de Kamer van Koophandel te Taipei een vergissing van de douaneautoriteiten als bedoeld in artikel 220, tweede lid, onderdeel b, van het CDW oplevert. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De afgifte van niet-preferentiële oorsprongscertificaten door de Taiwanese autoriteiten is niet gebaseerd op een overeenkomst tussen de Europese Unie en Taiwan, noch op enige bepaling van secundair recht van de Europese Unie, zodat de Taiwanese autoriteiten niet als ‘douaneautoriteiten’ in de zin van artikel 220 van het CDW kunnen worden aangemerkt. Dat de Taiwanese Douane ook fouten heeft gemaakt, omdat de wijziging van het land van oorsprong van zonnepanelen die in de Free Trade Zone waren opgeslagen hem niet kan zijn ontgaan, maakt dat niet anders. Nu er geen sprake is van een vergissing in de zin van voornoemd artikel komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling of aan de overige voorwaarden voor een geslaagd beroep op het Unierechtelijke vertrouwensbeginsel is voldaan.
17. Gelet op het vorenoverwogene zijn de antidumpingrechten en de compenserende rechten terecht nagevorderd en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”
4.2.
Het Hof komt tot hetzelfde oordeel als de rechtbank. Het traject dat de onderwerpelijke zonnepanelen hebben afgelegd van China via Taiwan naar Nederland is geheel te volgen in de door de inspecteur overgelegde aangiftegegevens van de Taiwanese en Nederlandse douane en de tot het procesdossier behorende handelsbescheiden:
- Op 1 en 2 september 2014 is een drietal aangiften F1 gedaan, waarmee in totaal 17 containers met daarin 12.376 zonnepanelen (nettogewicht 236.891,2 kg) van de Chinese fabrikanten [Bedrijf D] en [Bedrijf E] zijn binnengebracht in de Taiwanese vrije zone, onder vermelding van de containernummers waarmee de goederen van China naar Taiwan zijn vervoerd (zie Annex 3 bij het missierapport).
- Op 4 en 5 september 2014 zijn de voormelde 12.376 zonnepanelen middels een drietal aangiften F5 ten uitvoer aangegeven, geladen in 17 (andere) containers, waarvan de nummers in de aangifte zijn vermeld. Het nummer van de invoeraangifte F1 is telkens vermeld in de desbetreffende uitvoeraangifte F5, zodat omtrent de juistheid van de door de Taiwanese douane gemaakte “match” geen redelijke twijfel kan bestaan, nog daargelaten dat aantallen, gewicht en typenummers volledig overeen komen (zie Annex 3 bij het missierapport).
- Op 9 september 2014 zijn 17 containers met zonnepanelen van het type [Type A] (brutogewicht 249.491,2 kg) geladen aan boord van de YM Unicorn (zie bill of lading KAOROTP23974K01, d.d. 9 september 2014).
- Op 10 oktober 2014 is de inhoud van 17 containers, met de containernummers vermeld in de Taiwanese uitvoeraangifte F5, in Rotterdam ten invoer aangegeven met aangifte [aangiftenummer 1] (9 containers) en de onderwerpelijke aangifte [aangiftenummer 2] (8 containers), waarbij het totaalgewicht (236.891,2 kg netto en 249.491,2 kg bruto) exact overeenkomt met het nettogewicht dat is aangegeven in de voormelde Taiwanese aangiften F1 en F5 en het brutogewicht dat is vermeld in voormelde bill of lading KAOROTP23974K01 (zie Toestemming tot wegvoering d.d. 10 oktober 2014).
- Het in de Taiwanese aangiften F1 en F5 vermelde typenummer ( [Type A] ) is identiek aan het typenummer dat is vermeld in de factuur die is gebruikt ter onderbouwing van de douanewaarde in aangifte [aangiftenummer 2] .
Gelet op voormelde bescheiden heeft de inspecteur naar ’s Hofs oordeel voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de ingevoerde zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn.
4.3.
Belanghebbende heeft betoogd dat het bewijs van de Chinese oorsprong niet is geleverd omdat:
voor de goederen een certificaat van oorsprong is afgegeven door de Taiwanese kamer van koophandel;
belanghebbende de zonnepanelen heeft betrokken van [Bedrijf C] en tijdens een bedrijfsbezoek van OLAF-onderzoekers aan de Taiwanese zonnepanelenproducent [Bedrijf B] door vice-president [persoon 1] is verklaard dat [Bedrijf B] daadwerkelijk zonnepanelen produceert voor [Bedrijf C] ;
de Taiwanese producent [Bedrijf B] blijkens het missierapport ook zonnepanelen heeft ingevoerd van Maleisische oorsprong, zodat de onderwerpelijke zonnepanelen van Maleisische oorsprong zouden kunnen zijn;
de juistheid van de door de Taiwanese douane aan OLAF verstrekte in- en uitvoergegevens voor belanghebbende verifieerbaar moet zijn, hetgeen niet het geval is;
in de brief van de Taiwanese douane van 26 mei 2015 afwijkende aantallen worden genoemd en een afwijkend land van bestemming (SG, Singapore).
Deze door belanghebbende aangevoerde omstandigheden brengen het Hof niet tot een ander oordeel. Het Hof overweegt ter zake als volgt.
4.3.1.
Uit het overwogene onder 4.2 volgt dat de goederen in China zijn geproduceerd, zodat het oorsprongscertificaat ten onrechte is afgegeven. Belanghebbende kan aan dit certificaat geen in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen nu, gelijk de rechtbank reeds heeft geoordeeld in punt 16 van haar uitspraak, de Taiwanese kamer van koophandel geen “douaneautoriteit” in de zin van artikel 220, lid 2, aanhef en onder b, van het CDW is.
4.3.2.
De omstandigheid dat [Bedrijf B] tijdens een bedrijfsbezoek tegenover onderzoekers van OLAF heeft verklaard dat zij daadwerkelijk zonnepanelen levert aan [Bedrijf C] , de leverancier van belanghebbende, kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Voormelde omstandigheid verschaft immers geen nieuwe inzichten over de oorsprong van de onderwerpelijke zonnepanelen.
4.3.3.
De stelling dat de goederen van Maleisische oorsprong zouden kunnen zijn vindt, anders dan belanghebbende betoogt, geen steun in het missierapport. Blijkens het rapport zijn weliswaar 137 containers met zonnepanelen van Maleisische oorsprong “cleared for import into Taiwan in the name of [Bedrijf B] ”, maar de onderwerpelijke zonnepanelen zijn nu juist
nietingevoerd in Taiwan. Zij zijn (slechts) binnengebracht in de vrije zone. Bovendien zijn de onderwerpelijke goederen aangegeven met vermelding van China (CN) als land van oorsprong, zodat vast staat dat zij in de Taiwanese douane-database niet zijn geregistreerd als zijnde van Maleisische (MY) oorsprong. Derhalve staat vast dat de onderwerpelijke containers niet kunnen zijn geladen met de inhoud van voormelde 137 containers met zonnepanelen van Maleisische oorsprong.
4.3.4.
Ten aanzien van de door de Taiwanese douane aan OLAF verstrekte gegevens van aangiften waarmee goederen in (F1) en uit (F5) de vrije zone zijn gebracht, stelt het Hof vast dat, anders dan belanghebbende ter zitting heeft betoogd, geen sprake is van “bewijsmateriaal dat door de Douane zelf is opgesteld”. Blijkens het missierapport betreft annex 3 bij dit rapport een weergave van de door de Taiwanese douane gemaakte koppeling tussen aangiften inzake het binnenbrengen in de vrije zone (F1) en aangiften inzake de wederuitvoer uit de vrije zone (F5). Hetzelfde geldt voor de bijlage bij de brief van de Taiwanese douane van 26 mei 2015 (bijlage 8 bij het beroepschrift in eerste aanleg). Deze gegevens zijn niet “vervaardigd” door de Taiwanese douane, maar zijn afkomstig van de aangevers (bedrijven) die de desbetreffende aangiften hebben gedaan op basis van de aan hen ter beschikking staande informatie. Deze gegevens zijn langs geautomatiseerde weg uit de aangiftesystemen gehaald door de Taiwanese douane (vgl. missierapport, pagina 6: “an extract of the Customs database”). Het Hof is met de rechtbank van oordeel dat het niet noodzakelijk is dat de inspecteur de bescheiden overlegt die de Taiwanese aangevers ter beschikking stonden toen zij de desbetreffende aangiften indienden.
De stelling van belanghebbende dat in de bijlage bij de brief van de Taiwanese douane van 26 mei 2015 andere aantallen worden genoemd dan door belanghebbende zijn ingevoerd, berust op een onjuiste lezing van deze bijlage. In genoemde bijlage heeft een gedeeltelijke uitsplitsing per uitvoercontainer plaatsgevonden. Omdat één uitvoeraangifte (F5) is gedaan voor 5 containers en twee uitvoeraangiften zijn gedaan voor elk 6 containers, is in genoemde bijlage bij elk containernummer het totale aantal van de desbetreffende aangifte vermeld (5 containers = 3.640 stuks, 6 containers = 4.368 stuks) en niet het aantal per container (728 stuks). Het totale aantal stuks dat is vermeld in de drie aangiften F5 (3.640 stuks + 2 x 4.368 stuks) komt overeen met het door belanghebbende ingevoerde aantal (12.376).
De constatering dat in de bijlage bij voormelde brief telkens als land van bestemming “SG” is vermeld – welke landencode staat voor Singapore – is op zichzelf juist, maar deze vermelding wijkt niet af van hetgeen reeds in annex 3 bij het missierapport is vermeld. In het missierapport (p. 6) is ter zake het volgende opgemerkt:
“Following some initial checks in this database it appeared that several consignments which were imported into the EU (and there being declared originating in Taiwan), were referred to in the Taiwanese data as movements via the Free Trade Zone as Chinese solar modules declared for reshipment to Singapore. Therefore mismatches could take place when comparing the EU import data with the Taiwanese data as some consignments had been declared to Non-EU destinations while in fact these consignments of Chinese solar modules were imported into the EU. Subsequently the OLAF representatives requested that their initial request for data had to be extended to the reshipment of Chinese solar modules to all destinations (EU and Non-EU). (…)
De brief van 26 mei 2015 is kennelijk een uitvloeisel van dit verzoek, zo kan uit de tekst van deze brief worden afgeleid. In het licht van het voorgaande brengt de vermelding “SG” als uitvoerbestemming het Hof niet tot een ander oordeel over de oorsprong van de zonnepanelen, te minder nu in meergenoemde bijlage de scheepsnaam “YM Unicorn” is vermeld en tot de Nederlandse aangiftebescheiden de onder 4.2 genoemde bill of lading behoort, waaruit blijkt dat 17 containers, geladen met “SOLAR PANEL [Type A] ” op 9 september 2014 aan boord van de YM Unicorn zijn gebracht, met als “port of discharge” Rotterdam (en niet Singapore).
Slotsom
4.4.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

6.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, H.E. Kostense en C.J. Hummel, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 14 maart 2019 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.