Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
mr. R.G.J. de Haanen
mr. S.J. van Calker, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
voorheen genaamd Vereniging VEB NCVB),
[A],
[B],
mr. J.H. Lemstraen
mr. P.J. van der Korst, beiden kantoorhoudende te Amsterdam, thans
mr. G.T.J. Hoffen
mr. J.M.K.P. Cornegoor, beiden kantoorhoudende te Haarlem,
mr. I. Spinathen
mr. S. Perrick, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. C.W.M. Lieverseen
mr. K.C. Bemelmans, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
[D],
[E],
[F],
[H],
[H],
[K],
[L],
[M],
[N],
[O],
mr. J. Wendelgelst, kantoorhoudende te Amstelveen, thans zonder advocaat,
mr. E.M. Soerjatinen
mr. D.J.C. Storm, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
GOLDEN BABYLON LTD),
KOCHAB TRADING LTD),
mr. W.M. Schonewille, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
mr. M.H.J. van Maanenen
mr. I.N. Tzankova, beiden kantoorhoudende te ’s‑Gravenhage, thans
mr. G. te Winkelen
mr. N.A. van Loon, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
DE 286 NATUURLIJKE PERSONEN EN 7 RECHTSPERSONEN GENOEMD IN PRODUCTIE 1 BIJ DE ANTWOORDAKTE NA CASSATIE EN VERWIJZING VAN BELANGHEBBENDE 8.1,
thans met uitzondering van [T],
[P],
[Q],
[R],
mr. M.W.E. Evers en mr. R.A. Marres, kantoorhoudende te Amsterdam,
[T],
mr. M. Ziekmanen
mr. B.T.A. Baldwin, beiden kantoorhoudende te Amsterdam, thans zonder advocaat,
mr. W.J. Bosmaen
mr. J.A.M.A. Sluysmans, beiden kantoorhoudende te ’s‑Gravenhage,
DE 44 (RECHTS)PERSONEN GENOEMD IN BIJLAGE 1 BIJ HET VERWEERSCHRIFT VAN BELANGHEBBENDEN 11.1 en 11.2,
mr. J.M. van den Bergen
mr. M. Wolters, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. C. Zijdervelden
mr. L. Tolatzis, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. S.A.J. van Rossumen
mr. J.A. Voerman, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
[U],
mr. R. Slotboom, kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. N.G. Wijnstekers, kantoorhoudende te Amsterdam, thans geen,
mr. C.C.A. van Resten
mr. M.H.R.N.Y. Cordewener, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr A.P. Kranenburg, kantoorhoudende te Amsterdam,
18 [V] ,wonende te [....] ,
mr. R.J. Borghans, kantoorhoudende te Arnhem,
19 [W] ,
mr. R.G.P. Voragen, kantoorhoudende te Heerlen,
20 [X] ,
mr. J.W.L. Vader, kantoorhoudende te Alkmaar,
mr. M. Raaijmakers,kantoorhoudende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
22 [Y] ,
mr. J. Meyer, kantoorhoudende te Zwolle, thans geen,
mr. R.J. Borghans, kantoorhoudende te Arnhem,
24 [BB] ,
advocaat:
mr. R.J. Borghans, kantoorhoudende te Arnhem,
25 [CC] ,
mr. J. Hagers, kantoorhoudende te Amsterdam,
27 [GG] ,
28 [HH] ,
29 [II] ,
30 [JJ] ,
31 [KK] ,
32 [LL] ,
33 [MM] ,
34 [OO] ,
35 [PP] ,
mr. J.H. van Gelderen, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
36 [QQ] ,
mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, kantoorhoudende te Wassenaar, thans
mr. A.R. Oosthout, kantoorhoudende te Leiden,
mr. J.A.M.A. Sluysmans, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage.
1.Het verloop van het geding
- verzoeker als de Minister;
- belanghebbenden sub 1 als VEB c.s.;
- belanghebbende sub 2 als Stichting Beheer;
- belanghebbenden sub 3 als BNP c.s.;
- belanghebbenden sub 4 als Maatschap Convertentie c.s.;
- belanghebbende sub 5 als FNV;
- belanghebbenden sub 6 als Aviva c.s.;
- belanghebbenden sub 7 als Brigade Fund c.s.;
- belanghebbenden sub 8 als Alpha Value c.s.;
- belanghebbende sub 9 als Unipol c.s.;
- belanghebbende sub 10 als Intégrale Gemeenschappelijke Verzekeringskas;
- belanghebbenden sub 11 als Turfmij c.s.;
- belanghebbende sub 12 als Andalusian Global;
- belanghebbenden sub 13 als CCP c.s.;
- belanghebbenden sub 14 als ‘t Stockpaert c.s.;
- belanghebbende sub 15 als Hof Hoorneman Bankiers;
- belanghebbenden sub 16 als UBI Pramerica c.s.;
- belanghebbenden sub 17 als Stichting Compensatie;
- belanghebbende sub 18 als [V] ;
- belanghebbende sub 19 als [W] ;
- belanghebbende sub 20 als [X] ;
- belanghebbenden sub 21 als Stichting Meldpunt c.s.;
- belanghebbende sub 22 als [Y] ;
- belanghebbenden sub 23 als [Z] c.s.;
- belanghebbende sub 24 als [BB] ;
- belanghebbende sub 25 als [CC] ;
- belanghebbenden sub 26 als [DD] c.s.;
- belanghebbende sub 27 als [GG] ;
- belanghebbende sub 28 als [HH] ;
- belanghebbende sub 29 als [II] ;
- belanghebbende sub 30 als [JJ] ;
- belanghebbende sub 31 als [KK] ;
- belanghebbende sub 32 als [LL] ;
- belanghebbende sub 33 als [MM] ;
- belanghebbende sub 34 als [OO] ;
- belanghebbende sub 35 als [PP] ;
- belanghebbende sub 36 als [QQ] ; en
- belanghebbenden sub 37 als [RR] c.s.
2.De gronden van de beslissing
gewone aandelen SNS Reaal;
aandelen B SNS Reaal;
Stichting Beheer SNS Reaal Core Tier 1 securities;
1°. 6.258% achtergestelde obligaties SNS Reaal;2°. 8.45% achtergestelde obligaties SNS Reaal;
1°. 11.25% achtergestelde obligaties SNS Bank;2°. 5.75% achtergestelde obligaties SNS Bank;
SNS Participatie Certificaten 3;
€ 5 million 4% Floating Rate achtergestelde obligaties SNS Bank.
van het te verwachten toekomstperspectief van SNS Reaal respectievelijk SNS Bank op 1 februari 2013, onmiddellijk voorafgaande aan de onteigening, in de situatie dat geen onteigening zou hebben plaatsgevonden, in welk perspectief verdisconteerd zijn de ernst van de problemen waarin SNS Reaal en SNS Bank op het peilmoment verkeerden en voorts alle verdere feiten en omstandigheden die zich op dat tijdstip voordeden en die voor de veronderstelde koop van belang waren of konden zijn,
en van de prijs die, gegeven dat toekomstperspectief, tussen redelijk handelende personen op het tijdstip van onteigening tot stand zou zijn gekomen bij een veronderstelde vrije verkoop van de onderscheiden effecten respectievelijk vermogensbestanddelen in het economische verkeer tussen redelijk handelende partijen.
de waarde van activa en passiva per dat tijdstip, zoals deze indien nodig door deskundigen nader wordt vastgesteld, alsmede
het optreden van DNB in het kader van haar toezichthoudende taak, zoals zich dat heeft voorgedaan tot aan het peilmoment,
maar niet gebeurtenissen en ontwikkelingen die zich nadien hebben voorgedaan.
double leverage.
“Er kan dus geen geld meer in of uit”,aldus Schimmelpenninck (curator van DSB-bank) in het met hem gehouden interview. DNB zou onverwijld gehouden zijn het Deposito Garantie Stelsel toe te passen. DNB had voorts bij herhaling en onder meer in haar definitief SREP-besluit van 27 januari 2013 reeds aangegeven dat zij, indien SNS Bank er niet in zou slagen vóór 31 januari 2013 18.00 uur haar kernkapitaal met minimaal € 1,84 mrd aan te vullen, althans een finale oplossing voor het kapitaaltekort te presenteren, welke naar het oordeel van DNB een voldoende mate van zekerheid van slagen zou hebben, het niet langer verantwoord zou achten dat SNS Bank het bankbedrijf zou uitoefenen.
.De te benoemen vereffenaar zou vervolgens hebben geconstateerd dat dit surplus onvoldoende zou zijn om de 403-rentevorderingen ad in totaal € 14,954 mrd te betalen, redenen waarom hij een tweede faillissement van SNSR zou hebben aangevraagd. In dit tweede faillissement zouden de 403-rentevorderingen ad € 14,954 mrd (en derhalve niet slechts het ná aanwending van het boedeloverschot van SNS Bank ad ca. € 5,958 mrd nog resterende bedrag van € 8,996 mrd) wel verifieerbaar zijn geweest, evenals de nà faillissementsdatum vervallen rente van de concurrente en achtergestelde schuldeisers van SNSR.
Fair Value Measurement, waarin Fair Value vrijwel identiek aan bovengenoemde prijs wordt gedefinieerd en tevens een hiërarchie van waarderingsmethoden hiertoe wordt geïndiceerd.
8.7
17
Ondanks de diverse aanpassingen ten opzichte van jullie eerste voorstel is aan de essentiële zorgen van de Staat niet tegemoetgekomen. Zoals jullie weten betroffen die de hoogte van de afschrijvingen op de vastgoedportefeuille, het voorzien in de daardoor ontstane hogere kapitaalbehoefte, de dealzekerheid, waarderingen, de aansprakelijkheidsrisico’s en de onbalans tussen de inbreng van partijen enerzijds en de verdeling van baten en risico’s anderzijds.”
Wel hebben SNS REAAL N.V. en (SNS REAAL) en SNS Bank een voorstel aan DNB gepresenteerd, bestaande uit onder andere een memorandum of understanding (MoU[Ondernemingskamer: het laatste CVC voorstel]
), dat naar hun oordeel zou voorzien in een herkapitalisatie in lijn met het besluit van DNB. DNB heeft dit voorstel beoordeeld, en komt tot het oordeel dat dit voorstel een onvoldoende mate van zekerheid geeft dat het genoemde kapitaaltekort op korte termijn zal zijn aangevuld.”
run-offscenario, waarbij de hypotheekportefeuille(s) van SNS Bank en haar dochtervennootschappen geleidelijk in de loop van meerdere jaren zou(den) zijn uitgewonnen. De Minister heeft in dat verband betoogd dat een directe liquidatie beter aansluit bij de doelstellingen van de Interventiewet, zoals die ook blijken uit de nadien in werking getreden
Bank Recovery and Resolution Directive(BRRD) en de Verordening met betrekking tot het
Single Resolution Mechanism(SRM). Uitgangspunt is daarbij steeds dat de verliezen eerst en voornamelijk zouden moeten worden afgewenteld op aandeelhouders en risicodragende kapitaalverschaffers van de betreffende instelling en vervolgens in mindere mate op de concurrente schuldeisers en de belastingbetalers. In een liquidatiescenario wordt aan dit uitgangspunt meer recht gedaan dan in een
run-offscenario, waarbij de concurrente schuldeisers langer op hun geld zullen moeten wachten, ten behoeve van een hogere uitbetaling aan de achtergestelde schuldeisers, aldus de Minister. Hoewel de Minister onderkent dat de curator in het faillissement van SNS Bank geen rekening zal houden met de doelstellingen van de Interventiewet, meent de Minister dat de Ondernemingskamer dat bij de vaststelling van de schadeloosstelling wel zou moeten doen.
run-offvoor de gezamenlijke crediteuren in het faillissement van SNS Bank een significant hogere opbrengst zou zijn gerealiseerd dan bij een directe liquidatie van de hypotheekportefeuille van SNS Bank, welke – mede gezien haar omvang en de in 2013 bestaande slechte economische omstandigheden – met grote verliezen gepaard zou zijn gegaan. De deskundigen verwijzen in dat kader ook naar de in oktober 2009 failliet verklaarde DSB Bank, waarbij curatoren eveneens gekozen hebben voor een
run-offscenario en in welk faillissement alle crediteuren, derhalve ook de achtergestelde crediteuren, hun volledige hoofdvordering zullen terugontvangen. Omdat een curator de wettelijke taak heeft in het belang van de gezamenlijke schuldeisers een zo hoog mogelijke opbrengst voor alle activa te realiseren, zou deze naar het oordeel van de deskundigen niet anders kunnen dan te opteren voor een
run-offin plaats van een onmiddellijke liquidatie (
fire sale) van alle activa. De deskundigen betrekken daarbij dat bij aanvang in de boedel meer dan voldoende liquide middelen aanwezig zouden zijn geweest om de separatisten (pandhouders) direct inclusief rente af te lossen zodat het aantrekken van een boedelkrediet niet nodig zou zijn geweest.
run-offvan de hypotheekportefeuilles van (de dochtervennootschappen van) SNS Bank per saldo voor de gezamenlijke crediteuren in het faillissement van SNS Bank en SNS Reaal uiteindelijk een significant hogere opbrengst zou zijn gerealiseerd dan bij een directe liquidatie, in samenhang met de omstandigheid dat een
fire salevan de hypotheekportefeuille(s) van SNS-Bank en haar dochtervennootschappen in 2013, gelet op de omvang van die portefeuille(s) in de gegeven economische omstandigheden slechts met een zeer aanzienlijk verlies gerealiseerd had kunnen worden, maakt dat er van moet worden uitgegaan dat een curator in het faillissement van SNS Bank zou hebben gekozen voor een langjarige
run-offen niet voor een directe liquidatie van alle vermogensbestanddelen van SNS Bank en haar dochtervennootschappen.
run-offs van de dochtervennootschappen vloeien uiteindelijk weer naar het niveau van deze moeder. Daarnaast hebben de deskundigen, als eenvoudige cross-check, ook een soortgelijke
run-offvan de enkelvoudige afwikkeling van SNS Bank sec gesimuleerd, leidend tot de uitkomst dat alle achtergestelde schulden aldaar ook volledig betaald zouden worden, zij het met een kleinere marge dan bij de geconsolideerde analyse. De reden daarvoor is dat slechts 55% van de totale hypotheekportefeuille bij de moeder SNS Bank N.V. (enkelvoudig) is ondergebracht. De hypotheekportefeuilles van de dochtervennootschappen zouden echter ook een positieve cashflow marge opleveren, maar die is bij de gesimuleerde enkelvoudige afwikkeling van SNS Bank niet meegerekend. Bij een enkelvoudige afwikkeling zouden de achtergestelde schuldeisers van SNS Bank volgens de deskundigen op grond van de 2:403 BW-verklaring grosso modo hetzelfde bedrag aan rente uit het faillissement van SNS Reaal hebben ontvangen.
run-off, na voldoening van de concurrente schuldeisers van SNS Bank en haar dochtervennootschappen beschikbaar zou zijn geweest ter voldoening van de vorderingen uit hoofde van de op het niveau van SNS Bank onteigende achtergestelde effecten en vermogensbestanddelen. Daar waar de deskundigen op basis van een geconsolideerde afwikkeling concluderen dat na een
run-offvan 10 jaar € 6,7 miljard resteert ter voldoening van de achtergestelde schuldeisers van SNS Bank, bedraagt dit bij de door de deskundigen als cross check gesimuleerde enkelvoudige afwikkeling van alleen SNS Bank ‘slechts’ € 980 miljoen. Op een totaal aan achtergestelde schulden van € 703 miljoen levert dit een buffer op van € 277 miljoen. Volgens de Minister is dit voor de vaststelling van de hoogte van de schadeloosstelling een zeer relevant gegeven, omdat een dergelijke buffer op een totale boedel van € 46 miljard, bij een
run-offmet een looptijd van 10 jaar, zodanig klein is dat een eventuele koper van de achtergestelde schulden daaraan per 1 februari 2013 allerminst de zekerheid zou hebben kunnen ontlenen dat zijn vordering uiteindelijk in hoofdsom geheel zou worden voldaan.
run-offvan elk van de hypotheekportefeuilles van de dochtervennootschappen van SNS Bank.
cross checkgeen rekening hebben gehouden met de opbrengsten die na een enkelvoudige afwikkeling op basis van een langjarige
run-offbij de dochtervennootschappen van SNS Bank zouden resteren en alsdan eveneens ten goede zouden komen aan de achtergestelde schuldeisers van SNS Bank. Volgens de deskundigen zouden deze met een
run-offbij de dochtervennootschappen gerealiseerde opbrengsten ook bij een enkelvoudige afwikkeling bij SNS Bank een ruim voldoende additionele buffer hebben opgeleverd om zonder meer als vaststaand aan te kunnen nemen dat de achtergestelde schuldeisers in het faillissement van SNS Bank na een
run-offvan 10 jaar in hoofdsom geheel zouden zijn voldaan. De Minister heeft daartegenover op zijn beurt aangevoerd dat nu de deskundigen het scenario van een enkelvoudige afwikkeling in hun bericht niet hebben uitgewerkt, hij niet kan beoordelen of hetgeen de deskundigen betogen juist is.
run-offbij een enkelvoudige vennootschappelijke afwikkeling van de faillissementen van SNS Bank en haar dochtervennootschappen. Voor zover in dat kader blijkt dat de benodigde gedetailleerde informatie over alle deelnemingen van SNS Bank afzonderlijk niet (meer) beschikbaar is, is het aan deskundigen om in hun bericht aan te geven welke informatie niet (meer) beschikbaar is, wat daarvan de oorzaak is en in hoeverre zulks van invloed is op de betrouwbaarheid van de uitkomst van de te maken berekeningen. Zo nodig zal de Ondernemingskamer daaraan dan bij de door haar alsdan nog te nemen beslissingen gevolgen kunnen verbinden. Vooruitlopend op dit nader onderzoek ziet de Ondernemingskamer aanleiding reeds nu de door de Minister bestreden juistheid van verschillende door de deskundigen bij de begroting van het resultaat van een langjarige
run-offgebruikte parameters te bespreken.
run-offvan de hypotheekportefeuilles van SNS Bank en haar dochterondernemingen. Daartoe hebben zij noodzakelijkerwijs een aantal parameters moeten vaststellen. De deskundigen zijn uitgegaan van een 10-jarige
run-offvan de per 30 januari 2013 openstaande hypothecaire vorderingen, zoals die blijken uit de (geconsolideerde) balans van SNS Bank per 30 januari 2013. Op die vorderingen hebben de deskundigen, op basis van een in hun opdracht uitgevoerd onderzoek van de kwaliteit van de hypotheekportefeuilles, een voorziening voor non-betaling genomen van 50 basispunten per jaar. Voor Property Finance hebben de deskundigen een afboeking op de waarde van de vorderingen per 30 juni 2012 gehanteerd van € 2,4 miljard. De deskundigen zijn uitgegaan van een bij de start van de
run-offgemiddelde verschuldigde rente van 4,5%, telkens afnemend met 10 basispunten per jaar. Verder zijn deskundigen uitgegaan van een jaarlijkse aflossing van 7,5% van de uitstaande hypothecaire vorderingen. Tot slot zijn de deskundigen uitgegaan van een verkoop van het na een
run-offvan tien jaar nog resterende deel van ongeveer 25% van hypotheekportefeuilles tegen een discount van 15%.
run-offin de faillissementen van SNS Bank en haar dochtervennootschappen. De deskundigen hebben toegelicht waarom zij zijn uitgegaan van een
run-offvan 10 jaar en waarom een langere
run-offniet tot een minder resultaat zal leiden. Het gehanteerde initiële rentepercentage van 4,5% is gebaseerd op het gemiddelde van de bestaande hypotheekportefeuilles en het gehanteerde aflossingspercentage van 7,5% per jaar is gebaseerd op de omstandigheid dat in een
run-offgeen nieuwe hypothecaire geldleningen zullen worden gesloten en ook aanpassingen van bestaande financieringen niet mogelijk zullen zijn, hetgeen tot een snellere uitstroom naar andere banken zal leiden dan onder normale omstandigheden. Deskundigen hebben gemotiveerd uiteengezet waarom zij bij Property Finance zijn uitgegaan van een afwaardering van € 2,4 miljard. De voorziening van 50 basispunten per jaar is aanzienlijk ruimer dan de (in verhouding tot andere banken al relatief hoge) door SNS Bank in 2012 normaal gehanteerde voorziening van 30 basispunten en ook nog ruimer dan de door SNS Bank gehanteerde 42 basispunten per einde 2012, terwijl bij de verkoop van de resterende hypotheekportefeuille na 10 jaar ook nog een discount van 15% wordt gehanteerd. De Ondernemingskamer is van oordeel dat de deskundigen aldus in hun bericht overtuigend hebben gemotiveerd dat en waarom zij met deze aannames voldoende rekening hebben gehouden met de mogelijke negatieve gevolgen van afwijkend betaalgedrag van hypotheekschuldenaren en mogelijke fluctuaties in het gemiddelde jaarlijkse aflossingspercentage en het gehanteerde gemiddelde rentepercentage over de hypothecaire vorderingen. Bij deze stand van zaken bestaat geen aanleiding om bij een door de deskundigen nog uit te voeren berekening van de te verwachten resultaten van een
run-offbij een enkelvoudige vennootschappelijke afwikkeling van de faillissementen van SNS Bank en haar dochtervennootschappen uit te gaan van andere dan de door de deskundigen bij een geconsolideerd afgewikkelde
run-offgehanteerde parameters.
loan tapes. De Minister heeft die
loan tapesvoor SNS Bank opgevraagd bij haar rechtsopvolger de Volksbank en deze door Deloitte laten analyseren. Volgens de Minister blijkt daaruit met name dat het door de deskundigen aangenomen lineaire aflossingspercentage van 7,5% per jaar in zoverre onjuist is dat in de eerste jaren na het faillissement (2014-2018) al een groter deel van de hypothecaire geldleningen zou moeten worden afgelost of verlengd en dat dit leidt tot een andere verdeling van de met een
run-offte realiseren kasstromen. De Ondernemingskamer laat het aan de deskundigen om in het kader van het door hen te verrichten nader onderzoek te bepalen en toe te lichten of en waarom zij op basis van de bevindingen van Deloitte al dan niet aanleiding zien om alsnog de
loan tapesvan SNS Bank en haar dochtervennootschappen te analyseren en op basis daarvan alsnog tot een aanpassing van de gebruikte parameters te komen. Daarbij geldt ook hier dat voor zover mocht blijken dat de
loan tapesvan SNS Bank en haar dochtervennootschappen afzonderlijk niet (meer) beschikbaar zijn, het aan deskundigen is om in hun bericht te vermelden welke informatie niet (meer) beschikbaar is, wat daarvan de oorzaak is en in hoeverre zulks van invloed is op de betrouwbaarheid van de uitkomst van de eventueel te maken berekeningen. Zo nodig zal de Ondernemingskamer daaraan dan bij de door haar nog te nemen beslissingen gevolgen kunnen verbinden.
run-offbij een enkelvoudige afwikkeling van SNS Bank zijn uitgegaan van een aantal onjuiste veronderstellingen, te weten dat de deskundigen (i) hun simulatie ten onrechte hebben gebaseerd op de balans per 31 december 2012 in plaats van per 31 januari 2013 (ii) ten onrechte geen rekening hebben gehouden met de classificatie van de houders van participatiecertificaten als concurrente schuldeisers, en (iii) ten onrechte hebben gecorrigeerd voor de circa € 10,4 miljard aan gesecuritiseerde hypotheken, waarvan de door de desbetreffende
Special Purpose Vehicles (SPV) uitgegeven
notesin handen zijn van derden. De Ondernemingskamer gaat ervan uit dat de deskundigen bij hun nader onderzoek het door de Minister onder i, ii en iii gestelde zullen betrekken en daar zo nodig ook rekening mee zullen houden.
run-offbij een enkelvoudige afwikkeling (dat wil zeggen: per afzonderlijke vennootschap) van de faillissementen van SNS Bank en haar dochtervennootschappen.
run-offgelijktijdig met de faillissementen van SNS Bank en haar dochterondernemingen zou zijn afgewikkeld.
double
run-offvolledig zouden zijn voldaan en dat na opheffing van het (eerste) faillissement van SNS Bank nog een zeer aanzienlijk boedeloverschot zou hebben geresteerd.
Terms and Conditions of the Stichting Securities, de wijze van totstandkoming daarvan, en de latere beoordeling van de gemaakte afspraken in de (door Stichting Beheer goedgekeurde) jaarverslagen – in onderlinge samenhang en verband gelezen – volgt dat de Core Tier 1 Securities moeten worden aangemerkt als achtergestelde vorderingen. Dit oordeel is door het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 22 mei 2018 bekrachtigd.
Terms and Conditionsvan de Core Tier 1 Securities beschreven. De rechtbank overweegt daarin dat het voor DNB van belang was dat de uitgifte (toezichtrechtelijk) diende te kwalificeren als
Core Tier 1 capital securities. Daartoe dienden de Core Tier 1 Securities achtergesteld te zijn tot het niveau van gewone aandelen. DNB schreef daaromtrent in een e-mail van 10 november 2008 aan SNS Reaal:
Term Sheetmet de betreffende bepaling met Stichting Beheer:
Terms and Conditions:
The Stichting Securities will rank pari passu with the Ordinary Shares and the B Shares issued by the Issuer.”
Terms and Conditions, dat de vorderingen uit hoofde van de Core Tier 1 Securities ook in een faillissement van SNS Reaal een gelijke rangorde zouden hebben als de door SNS Reaal uitgegeven gewone aandelen en aandelen B. Dit betekent dat er van moet worden uitgegaan dat een curator in het faillissement van SNS Reaal zich met een beroep op deze afspraak met succes zou hebben kunnen verzetten tegen de verificatie van de vorderingen van Stichting Beheer uit hoofde van de Core Tier 1 Securities en dat daarop, zoals de deskundigen ook hebben aangenomen, in het faillissement van SNS Reaal geen uitkering zou hebben plaatsgevonden.
run-offalle crediteuren volledig zouden zijn voldaan en dat nog een zeer aanzienlijk boedeloverschot zou hebben geresteerd - het voor de vaststelling van de schadeloosstelling te hanteren te verwachten toekomstperspectief van SNS Reaal respectievelijk SNS Bank op 1 februari 2013, onmiddellijk voorafgaande aan de onteigening, in de situatie dat geen onteigening zou hebben plaatsgevonden was:
run-offzou hebben plaatsgevonden,
run-off(vooralsnog, in afwachting van het te gelasten nadere deskundigenbericht, bij wijze van veronderstelling aan te nemen) de vorderingen van de houders van onteigende effecten en vermogensbestanddelen van SNS Bank in hoofdsom volledig zouden zijn voldaan;
run-off,met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de nominale geleende bedragen terugbetaald zouden hebben gekregen. Het forse overschot aan middelen in het faillissement van SNS Bank na terugbetaling van de nominale geleende bedragen geeft volgens deskundigen aan dat deze terugbetaling boven iedere twijfel is verheven. Voor de schuldeisers in het faillissement van SNS Reaal geldt op basis van het te verwachten toekomstperspectief dat na 10-jaar, tegenover een bedrag van € 996 miljoen aan concurrente en achtergestelde schulden, een resterende opbrengst van € 1,19 miljard staat, zodat ook de schuldeisers van SNS Reaal volgens de deskundigen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid hun nominale geleende bedragen terugbetaald zouden hebben gekregen. De houders van Core Tier 1 Securities (de Staat en Stichting Beheer) daarentegen krijgen vanwege de op hun leningen van toepassing zijnde voorwaarden niets terug. Ook de houders van gewone aandelen en aandelen B zouden volgens de deskundigen op basis van het te verwachten toekomst perspectief niets ontvangen. De achtergestelde schuldeisers in het faillissement SNS Bank zouden uit het faillissement van SNS Reaal nog een rentebetaling ontvangen van circa € 3,6 miljoen.
run-offperiode dan 10 jaar wordt gereflecteerd, waarvan sprake zou kunnen zijn, vanwege bijvoorbeeld minder aflossingen per jaar dan wel de afweging voor een curator tussen verkoop van het restant van de portefeuille na 10 jaar tegen een bepaalde discount versus wellicht nog één of meerdere jaren extra wachten, afhankelijk van de omstandigheden op de financiële markten op dat moment. De risicovrije rentevoet is gebaseerd op een genormaliseerde
yieldop 10-jarige Duitse
government strips, omdat deze staatsobligaties de beste benadering zijn van risicovrije rente in Euro. De factor 55% is afgeleid van een disconteringsvoet voor de meer risicovolle rentebetalingen van ongeveer 6% per jaar, zijnde ongeveer het middelpunt van 2,0% risicovrij versus 10% voor de kasstromen van Reaal N.V.
run-offvolledig zouden zijn voldaan en alsdan nog een zeer aanzienlijk boedeloverschot zou hebben geresteerd, hebben de deskundigen bij de veronderstelde vrije verkoop van de onteigende effecten en vermogensbestanddelen terecht tot uitgangspunt genomen dat de nominale bedragen op de achtergestelde schulden in het faillissement van SNS Bank met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geheel zouden zijn terugbetaald. Onder die omstandigheden hebben de deskundigen met juistheid aangenomen dat de door de Minister onder (i) genoemde onzekerheid omtrent de omvang van de betaling en daarmee het risico van non-betaling geen rol meer speelt bij de vaststelling van de te hanteren disconteringsvoet. Ten aanzien van het door de Minister onder (ii) bedoelde risico van late(re) uitbetaling geldt dat de deskundigen dat risico bij de vaststelling van de te hanteren contante waarde factor van 75% al hebben meegewogen. Deskundigen hebben daarbij immers het gemiddelde genomen van een risicovrije rentevoet voor een 10-jaars periode van 2,0% per peildatum en een zelfde type rentevoet voor een 15-jaars periode van 2,5%, waarin het risico van een eventueel langere
run-offperiode dan 10 jaar wordt gereflecteerd.
‘no creditor worse off’aangeduide beginsel, brengt mee dat de te ontvangen schadeloosstelling niet lager mag zijn dan hetgeen de onteigenden in het geval van een faillissement van SNS Reaal en SNS Bank zouden hebben gekregen. Ingeval van een faillissement van SNS Reaal en SNS Bank zouden de onteigenden, in plaats van een verkoop, ervoor hebben kunnen kiezen om uitbetaling in de faillissementen af te wachten en zou de omvang van de door hen uiteindelijk te ontvangen uitbetaling, anders dan bij een verkoop, niet zijn beïnvloed door een eventueel waardedrukkend effect van de beperkte verhandelbaarheid van de onteigende effecten en vermogensbestanddelen. Dit betekent dat het
‘no creditor worse off’beginsel er aan in de weg staat dat de gestelde illiquiditeit wordt meegewogen bij de vaststelling van de bij een veronderstelde verkoop te hanteren disconteringsvoet.
run-offvolledig zouden zijn voldaan en nog een zeer aanzienlijk boedeloverschot zou hebben geresteerd niet juist is, geldt dat de deskundigen ook over de alsdan te hanteren disconteringsvoet nader dienen te berichten.
run-offen dat zij vervolgens een deel van verschuldigde rente na faillissementsdatum zouden hebben misgelopen. De deskundigen concluderen dat de SNS Participatie Certificaten 3 aldus op de peildatum van 1 februari 2013 een waarde zouden hebben van € 51,0 miljoen.
run-offin het faillissement van (slechts) SNS Bank komt de Minister, bij een risicovrije rentevoet, tot een factor van 89,2%. Stichting Compensatie heeft op haar beurt betoogd dat de SNS Participatie Certificaten 3 ook in een faillissementssituatie moeten worden gewaardeerd op 100% van de nominale waarde. Stichting Compensatie meent dat geen, althans slechts in beperkte mate rekening mag worden gehouden met het feit dat terugbetaling van de nominale bedragen van de SNS Participatie Certificaten 3 pas in de loop van de 10-jarige run-off zou hebben plaatsgevonden. De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding af te wijken van de door de deskundigen vastgestelde waardering. Ook hier geldt dat de deskundigen terecht zijn uitgegaan van een risicoloze rentevoet en dat geen rekening kan worden gehouden met een eventuele illiquiditeit. De vraag wanneer de SNS Participatie Certificaten 3 in het kader van een 10-jarige
run offzouden zijn afgelost laat zich niet met zekerheid beantwoorden, maar de deskundigen hebben zich bij hun keuze gebaseerd op een beredeneerde inschatting. De Ondernemingskamer acht de door de deskundigen gegeven motivering voor de bij de vaststelling van de waarde van de SNS Participatie Certificaten 3 op de peildatum gehanteerde disconteringsvoet overtuigend en zij sluit zich daarbij aan.
“Deze boete is verschuldigd over het achterstallige bedrag gedurende de periode van verzuim en treedt in de plaats van de overeengekomen rente.”De Ondernemingskamer neemt op basis daarvan met de deskundigen aan dat de boete strekt ter vervanging van schadevergoeding voor gederfde rente. De Ondernemingskamer is vervolgens niet gebleken van feiten of omstandigheden die meebrengen dat de verificatie van de vordering ter zake van de aldus overeengekomen boete een onaanvaardbare inbreuk vormt op de bepalingen of het stelsel van de Faillissementswet. Evenmin is de Ondernemingskamer gebleken van feiten of omstandigheden waaruit kan volgen dat in dit geval de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete wordt gematigd, of dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien in het faillissement van SNS Bank met succes aanspraak op betaling van de boete zou kunnen worden gemaakt. Dit betekent dat bij de vaststelling van de schadeloosstelling ter zake van de Ohra lening rekening gehouden moet worden met de verschuldigdheid van de overeengekomen boete en dat geen aanleiding bestaat er van uit te gaan dat een koper van de Ohra lening op de peildatum er mee rekening zou hebben gehouden dat een curator in een faillissement van SNS Bank zich met succes tegen verificatie zou kunnen verzetten. Bij de vaststelling van de schadeloosstelling moet derhalve worden uitgegaan van 105% van de nominale waarde van de Ohra lening.
run-offop basis van een enkelvoudige afwikkeling van de faillissementen van SNS Bank en haar dochtervennootschappen en, zo nodig, nader toe lichten wat de invloed daarvan is op de onder rov. 2.55 genoemde te hanteren disconteringsvoet. Daarnaast dienen de deskundigen met inachtneming van hetgeen onder rov. 2.36 is overwogen nader toe te lichten wat de invloed zou zijn geweest van het saldocompensatiestelsel op de opbrengst van een verkoop van Reaal N.V. in het kader van het faillissement van SNS Reaal en de gevolgen daarvan en van de onzekerheid over de timing van een verkoop van Reaal N.V. voor de onder rov. 2.56 en 2.57 genoemde te hanteren disconteringsvoet. De deskundigen dienen tevens nader toe te lichten op welke wijze zij bij de waardering rekening hebben gehouden met de vorderingen ter zake van de vóór de faillissementsdatum reeds opgekomen, maar nog niet uitbetaalde rente op de onteigende effecten en vermogensbestanddelen. Indien en voor zover hun nader bericht daartoe aanleiding geeft, dienen de deskundigen op basis daarvan de werkelijke waarde per 1 februari 2013 van elk van de onteigende effecten en vermogensbestanddelen van SNS Bank en SNS Reaal nader vast te stellen.