Uitspraak
1.Loop van het geding
2.2. Beoordeling
i) Map IV, pagina’s 9747, 9748 en 9751;
op pagina’s 9747, 9748 en 9751] genoemde gegevens niet van
De inspecteur heeft op geen enkele wijze gemotiveerd waarom de bescherming van persoonsgegevens in dit geval aanzienlijker zwaarder zouden zijn. Het gaat bovendien om veronderstelde missing traders. Dat de inspecteur deze gegevens niet direct heeft gebruikt voor de onderbouwing van de correcties doet daar niet aan af nu de stukken wel op de zaak betrekking hebbende stukken zijn waar debat over mogelijk moet zijn.”
mening] dat er gewichtige reden is voor beperkte kennisneming. Dit betreft de bescherming van persoonsgegevens van derden. Ik verwijs naar mijn opmerkingen in punt I.2 van deze brief.”
een indicatie dat mogelijk sprake is van onregelmatigheden of fraude.” (…) Door deze gegevens vervolgens buiten het dossier te laten, wordt belanghebbende ten onrechte beperkt in haar verdedigingsrechten; hoe kan zij zich nu verweren tegen deze niet onderbouwde stellingen van de inspecteur anders dan dat zij het standpunt van de inspecteur betwist?
Hof: van de beslissing van de rechtbank van 4 december 2015] betreffen diverse stukken in de mappen XI, XV en XIX. Het gaat om stukken van de bijeenkomsten georganiseerd in het kader van de multilaterale controle (MLC), ook wel aangeduid met FMC-163 (Fiscalis).
betrekking hebbende bijlagen. Naar de aard en de inhoud van de bijeenkomsten gaat het hier om stukken die het karakter hebben van intern beraad; het is op grond van de stukken evident dat de uitwisseling van bij de diverse belastingadministraties voorhanden zijnde informatie en het uitwisselen casu quo vormen van meningen en standpunten een belangrijk (zo al niet het voornaamste) doel van die bijeenkomsten is geweest. In dat opzicht zijn de stukken als stukken van intern beraad aan te merken. De inspecteur moet bij de uitoefening van zijn publieke taak zijn (proces)positie kunnen bepalen, zonder dat de in dat kader gemaakte afwegingen bij de wederpartij bekend worden (verg. Hof Amsterdam 4 juni 2015, 13/00777 t/m 13/00799, ECLI:NL:GHAMS:2015:4228, r.o. 2.15, en Rechtbank Breda 7 december 2007, 05/4975, ECLI:NL:RBBRE:2007:BC4499). Dat geldt niet minder voor aan het maken van dergelijke afwegingen voorafgaand multilateraal controleberaad. Overigens is op dit punt niet een scherp onderscheid te maken met de tweede grond die naar het oordeel van het Hof een zwaarwegende reden vormt de onder 2.10.1 vermelde stukken geheim te houden, te weten: redenen van intern-strategische en controle-strategische aard (verg. Hof Amsterdam 4 juni 2015, 13/00777 t/m 13/00799, ECLI:NL:GHAMS:2015:4228, r.o. 2.14, en Hof Amsterdam 19 april 2006, 04/04923, ECLI:NL:GHAMS:2006:AW2127, r.o. 3.18.1). Als vanzelfsprekend hebben de hiervoor bedoelde bijeenkomsten ook betrekking gehad op het uitwisselen en afstemmen van meningen omtrent en het doen van voorstellen voor de door de diverse bevoegde autoriteiten gewenste (controle-)aanpak van vermoede carrouselfraude. Met dit belang is de effectiviteit van het ter zake geldende gemeenschapsrecht, de door de overheden uit te oefenen controle op de naleving daarvan en van de nationale btw-wetgeving gemoeid. Dit vormt een zwaarwichtige reden voor geheimhouding die naar het oordeel van het Hof heeft te prevaleren boven het belang van belanghebbende om te weten hoe de multilaterale controle is opgezet, welke informatie in dat kader door de bevoegde autoriteiten is uitgewisseld en welke functionarissen daarbij betrokken zijn geweest. Daarbij weegt mee dat de inspecteur heeft gesteld dat (ook) het multilaterale onderzoek is neergeslagen in een (uitvoerig) rapport van de inspecteur dat aan de in geschil zijnde naheffingsaanslagen ten grondslag is gelegd en waarover belanghebbende beschikt. Voorts weegt mee dat een multilaterale controle – naar mag worden aangenomen – mede is gebaseerd op vertrouwen tussen de lidstaten, welk vertrouwen geschaad zou (kunnen) worden indien de in het kader van de multilaterale ontmoetingen – ten behoeve van de afstemming door controlemedewerkers en het bespreken van de gewenste (controle-)aanpak – uitgewisselde meningen en informatie aan een of meer belastingplichtigen ter beschikking zou worden gesteld.
De overige in dit verband door de inspecteur aangevoerde gronden voor geheimhouding kunnen in het midden blijven.
3.Beslissing
acht geheimhouding van de onder 2.10.1 vermelde stukken, met uitzondering van de pagina’s 16785
tot en met 17057 van Map XX, gerechtvaardigd;
ongeschoonde pagina’s die hiervoor onder 2.7.1, 2.8.1, 2.9.1 en 2.13.1 zijn vermeld;
verzoekt de inspecteur het Hof binnen één week na dagtekening van deze tussenuitspraak over de al
dan niet nakoming ervan te informeren, in het geval van nakoming door middel van gelijktijdige
toezending aan het Hof van de aan belanghebbende toe te zenden stukken;
van hetgeen hiervoor is vermeld, ter beschikking van de tweede meervoudige belastingkamer van het
Hof, met dien verstande dat de stukken die door de inspecteur niet of partieel geanonimiseerd zijn
verstrekt en waarop met inachtneming van deze uitspraak geheimhouding respectievelijk een
beperkte kennisneming van toepassing is, in gesloten enveloppen tot het dossier behoren.