ECLI:NL:GHAMS:2019:127

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
23-000222-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een arrest inzake mishandeling met een kettingslot in een openbaar park

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, waarbij hij een persoon met een kettingslot van zijn fiets meermalen tegen het lichaam had geslagen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de op te leggen taakstraf en de schadevergoedingsmaatregel, die in zoverre zijn vernietigd. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit dat pijn en letsel bij het slachtoffer had veroorzaakt, en dit had plaatsgevonden in een openbaar park, wat gevoelens van onrust kan veroorzaken in de samenleving.

Het hof heeft de straffen en maatregelen bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, en het kettingslot was verbeurd verklaard. De advocaat-generaal had een vergelijkbare straf geëist, maar het hof heeft besloten om een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen, rekening houdend met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij, die € 400,00 aan schadevergoeding vroeg, werd door het hof toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Het hof heeft de beslissing van de politierechter in stand gelaten, met uitzondering van de taakstraf en de schadevergoedingsmaatregel, en heeft de verdachte verplicht om aan de Staat een bedrag te betalen ter compensatie van de immateriële schade aan het slachtoffer. De aanvangsdatum van de wettelijke rente is vastgesteld op 28 april 2017. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000222-18
datum uitspraak: 22 januari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-179143-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de op te leggen taakstraf en de schadevergoedingsmaatregel – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
- bij de strafoplegging acht heeft geslagen op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de toepasselijke wetsartikelen aanvult met dat artikel,
- de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen zal aanvullen, zodat deze komen te luiden zoals hieronder weergegeven.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer [nummer 1] van 28 april 2017, in

de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [ambtenaar 1]
, doorgenummerde pag. 3-4.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangever [slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Ik wil aangifte doen van mishandeling, niemand had het recht of toestemming om mij te mishandelen en pijn te doen. Op vrijdag 28 april 2017 was ik naar het Erasmuspark gegaan in Amsterdam. Ik zat op een bankje in het midden van het park. Tegenover mij zat een man die ik niet ken op een ander bankje op een afstand van ongeveer 80 meter van ons een biertje drinken.
Na ongeveer 10 min zag ik dat deze man naar ons toe kwam lopen. Ik zag dat hij een ketting slot in zijn rechterhand vast hield. Ik zag dat hij mij heel gemeen aankeek maar weer wegliep in de richting van de uitgang van het middengedeelte. Ik zag dat hij zich bij de uitgang weer omdraaide en terug liep naar mij toe. Ik zag dat hij vlak voor mij stil bleef staan. Ik zag dat zijn ogen toen groot werden, en hij met zijn rechterhand waarin hij het ketting slot vast hield met kracht uit haalde naar mij. Ik probeerde de klap af te weren met mijn rechterarm, maar kon niet voorkomen dat ik werd geraakt. Ik zag en voelde dat ik met het hangslot wat aan de ketting vast zat hard werd geraakt op de achterkant van mijn rechterschouder. Ik voelde gelijk veel pijn. Ik zag dat ik daarna nog een keer werd geslagen met het slot. Ook de tweede keer voelde ik veel pijn en werd ik op de achterkant van mijn rug geraakt. Ik heb nu heel veel pijn in mijn schouder.

2. Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer [nummer 2] van 28 april

2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [ambtenaar 2], doorgenummerde pag. 5-6.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [getuige], zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 28 april 2017 was ik in het Erasmuspark. Ik ken [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer]) ook van het park. Ik zag dat er een man aan kwam lopen met een fiets. De man die kwam aanlopen besloot om ook op het bankje te zitten. Ik zag dat de man op stond en naar zijn fiets liep. Ik zag dat hij het kettingslot los maakte. Ik zag dat hij naar ons toe kwam lopen met het kettingslot in zijn rechterhand. Ik zag dat hij voor [slachtoffer] ging staan. Ik zag dat de man zijn rechter arm omhoog trok en het kettingslot achter zijn schouder wierp. Ik zag dat hij zijn arm naar voren sloeg richting [slachtoffer]. Ik zag dat [slachtoffer] geraakt werd. Ik zag dat hij opnieuw zijn slot achter zijn schouder wierp. Ik zag dat hij nogmaals zijn rechterarm met het slot richting [slachtoffer] sloeg. Ik zag dat [slachtoffer] op zijn linker boven arm werd geraakt.
Op dat moment kwam de politie aangereden. De man die hem geslagen heeft is aangehouden.

3. Een geschrift, te weten een medische indicatie, opgemaakt door [naam], huisarts,

ongenummerd.

Deze indicatie houdt in, zakelijk weergegeven:
Verzoek om medische informatie over:
Naam: [slachtoffer]
Geboortedatum: 12/01/1967
Die op 28/04/2017 betrokken is geweest bij:
Omschrijving van het letsel: Letsel op linker bovenrug-links
Uitwendig waargenomen letsel: Intrecutane bloedingen op 3 plaatsen op de bovenrug – links.
Spierverdikking li-bovenrug.
Spierverdikking hand rug re.

4. De eigen waarneming van het hof ter terechtzitting van 8 januari 2019:

Op bijlage 3 van de vordering van de benadeelde partij is een foto afgedrukt met daarop de rug van, kennelijk, aangever [slachtoffer]. Het hof neemt waar op deze foto rode plekken boven op de schouder, op het midden van de rug en onder op de rug.

Oplegging van straffen en maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde feit veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de politierechter het Axa Slot verbeurd verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het aan hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk, subsidiair 30 dagen, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal verbeurdverklaring van het Axa Slot gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een persoon door hem met het kettingslot van zijn fiets meermalen tegen het lichaam te slaan. Dit is een ernstig feit dat bij het slachtoffer pijn en letsel heeft veroorzaak. De verdachte heeft hierdoor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer aangetast. Het feit heeft bovendien in een openbaar park plaatsgevonden, hetgeen gevoelens van onrust kan veroorzaken bij personen die zich in de nabijheid bevinden, en in de samenleving in het algemeen.
Het hof acht, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in aanmerking genomen, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarnaast wordt de verbeurd verklaring van het kettingslot waarmee de verdachte heeft geslagen in stand gelaten, op gronden zoals opgenomen in het vonnis van de politierechter.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. Het hof laat deze beslissing in stand.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze. Het hof heeft acht geslagen op de draagkracht van de verdachte en zal daarom het aantal dagen vervangende hechtenis bepalen op 1 dag.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de taakstraf en de schadevergoedingsmaatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 400,00 (vierhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 28 april 2017.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. C.M. Dalebout en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 januari 2019.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000222-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 22 januari 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. mr. M.M.H.P. Houben, raadsheer,
mr. L.M. Schoutsen, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.H.A. Paapen, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.