In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1991 en met een IQ van 63, werd beschuldigd van het heimelijk filmen van dames in kleedhokjes van een zwembad in Koog aan de Zaan. De verdachte had op 23 april 2017 geprobeerd om met een smartphone, verstopt in een tas, beelden te maken van personen die zich omkleedden. Hij werd diezelfde dag aangehouden en zijn smartphone en tas werden in beslag genomen. Tijdens het proces heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd en zijn spijt betuigd.
De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden in de vervolging, omdat de wijkagent, die de verdachte had aangesproken, hem het gerechtvaardigd vertrouwen had gegeven dat hij niet vervolgd zou worden. Het hof oordeelde dat de wijkagent, bekend met het beperkte begripsvermogen van de verdachte, de boodschap op een duidelijke manier had overgebracht. Het hof concludeerde dat de verdachte in redelijkheid kon vertrouwen op de mededelingen van de wijkagent, en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging.