ECLI:NL:HR:2015:513

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
13/01866
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtvaardigd vertrouwen in vervolging na toezegging van politie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof, dat het Openbaar Ministerie (OM) ontvankelijk was in de vervolging, ondanks een toezegging van een hoofdagent van politie dat de verdachte niet zou worden vervolgd. De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen uit een eerder arrest van 6 november 2012, waarin werd vastgesteld dat een verdachte gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen aan uitlatingen van het OM die de indruk wekken dat vervolging niet zal plaatsvinden.

De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat aan de toezegging van de hoofdagent geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend. Het Hof had moeten onderzoeken of de verdachte op basis van de toezegging van de hoofdagent mocht vertrouwen dat er geen vervolging zou volgen. De Hoge Raad concludeert dat het Hof het verweer van de verdachte op ontoereikende gronden heeft verworpen. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd en de zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van toezeggingen van het OM en de gevolgen daarvan voor de rechtspositie van verdachten. De Hoge Raad stelt dat in uitzonderlijke gevallen, zoals in deze zaak, het OM niet kan voortgaan met vervolging als er gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt bij de verdachte dat dit niet zou gebeuren.

Uitspraak

3 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/01866
IF/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 4 april 2013, nummer 21/003845-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging op de grond dat door een hoofdagent van politie de toezegging is gedaan dat de verdachte niet zou worden vervolgd ten onrechte, althans op ontoereikende en/of onbegrijpelijke gronden heeft verworpen.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de periode van 13 april 2010 tot en met 12 juli 2010 te Zeist en Emmen en Papendrecht en Nistelrode, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] heeft bewogen tot (middels een bankoverschrijving op rekeningnummer [001] ten name van verdachte) de afgifte van geld (te weten een geldbedrag van 41,75 euro, 31,75 euro en 160,- euro), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- via internet op de veilingsite www.Marktplaats.nl voornoemde [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] een snaredrum, een dymo en een I-phone van het merk Apple te koop aangeboden en
- toegezegd deze goederen na betaling aan deze [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] toe te zenden en
- zich aldus voorgedaan als betrouwbaar aanbieder waardoor die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3] werden bewogen tot bovenomschreven afgiftes."
2.3.
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Door de raadsman van verdachte is ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat het openbaar ministerie het recht op strafvervolging heeft verloren, nu door hoofdagent van politie [verbalisant] de toezegging is gedaan dat verdachte niet zou worden vervolgd na terugbetaling van de verschuldigde bedragen aan de benadeelden, en verdachte de verschuldigde bedragen heeft teruggestort. De raadsman beroept zich in dit verband op de volgende passage in het proces-verbaal (dossier pagina 19): "Voorts spreek ik met u af dat het geld op de rekeningen staat van de gedupeerden voor woensdag 21 juli 2010. Ik snap dat dit mijn laatste kans is voordat het dossier wordt opgestuurd naar de rechter."
Het hof verwerpt dit verweer. Ook in het geval de geciteerde passage inderdaad de strekking heeft die daaraan door de raadsman wordt toegekend, wat het hof thans uitdrukkelijk in het midden laat omdat evengoed een andere, minder ver gaande strekking aan deze passage kan worden toegekend, geldt dat niet een hoofdagent van politie, maar het openbaar ministerie beslist over het al dan niet bij de rechter aanbrengen van strafbare feiten."
2.4.
Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat in art. 167, eerste lid, Sv aan het openbaar ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het openbaar ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde (vgl. HR 6 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4280, NJ 2013/109).
Zo'n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het openbaar ministerie gedane, of aan het openbaar ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd.
2.5.
Het kennelijk in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat aan een toezegging van een hoofdagent van politie niet het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat vervolging achterwege zal blijven is - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - in zijn algemeenheid onjuist. Het Hof had moeten doen blijken te hebben onderzocht of sprake was van de gestelde toezegging door de hoofdagent dat geen vervolging zou worden ingesteld en of de verdachte in het geval van een bevestigende beantwoording op die toezegging mocht vertrouwen. Het Hof heeft het verweer derhalve op ontoereikende gronden verworpen.
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 maart 2015.