Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
3 maart 2015.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had beroep ingesteld tegen de beslissing van het Hof, dat het Openbaar Ministerie (OM) ontvankelijk was in de vervolging, ondanks een toezegging van een hoofdagent van politie dat de verdachte niet zou worden vervolgd. De Hoge Raad herhaalt de relevante overwegingen uit een eerder arrest van 6 november 2012, waarin werd vastgesteld dat een verdachte gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen aan uitlatingen van het OM die de indruk wekken dat vervolging niet zal plaatsvinden.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat aan de toezegging van de hoofdagent geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend. Het Hof had moeten onderzoeken of de verdachte op basis van de toezegging van de hoofdagent mocht vertrouwen dat er geen vervolging zou volgen. De Hoge Raad concludeert dat het Hof het verweer van de verdachte op ontoereikende gronden heeft verworpen. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd en de zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van toezeggingen van het OM en de gevolgen daarvan voor de rechtspositie van verdachten. De Hoge Raad stelt dat in uitzonderlijke gevallen, zoals in deze zaak, het OM niet kan voortgaan met vervolging als er gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt bij de verdachte dat dit niet zou gebeuren.