ECLI:NL:GHAMS:2019:1169

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
23-003120-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een fiets en voorhanden hebben van een wapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1966, was aangeklaagd voor diefstal van een fiets en het voorhanden hebben van een op een Walther P99 gelijkend pistool. De feiten vonden plaats op 13 maart 2018 in Haarlem, waar de verdachte een fiets heeft weggenomen die toebehoorde aan de regiopolitie Noord-Holland. Daarnaast had hij een wapen van categorie I bij zich. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastelegging en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf weken, met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling voor zijn psychische en verslavingsproblematiek. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die blijk gaf van een veranderde houding ten opzichte van hulpverlening. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003120-18
datum uitspraak: 3 april 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-061511-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 maart 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
primair:
hij op of omstreeks 13 maart 2018 te Haarlem een fiets, (cortina, U4jeans, kleur blauw), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan regeiopolitie Noord-Holland, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 maart 2018 te Haarlem, een goed te weten een fiets (Cortina, kleur blauw) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2:
hij op of omstreeks 13 maart 2018 te Haarlem een of meer wapens van categorie I, onder 7, te weten
een op een walther P99 (cal.6mm)pistool, bij zich in zijn jas /voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair:
hij op 13 maart 2018 te Haarlem een fiets, (Cortina, 4U jeans, kleur blauw), die geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan regiopolitie Noord-Holland, heeft weggenomen met het oogmerk deze fiets zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2:
hij op 13 maart 2018 te Haarlem een wapen van categorie I, onder 7, te weten een op een Walther P99 gelijkend pistool, bij zich in zijn jas heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en
2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder
1 primair en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als
door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een fiets. De verdachte heeft blijk
gegeven zich niets aan te trekken van het eigendomsrecht van anderen. Fietsendiefstal is een
ergerlijk feit waarmee financiële schade en overlast aan de gedupeerde kan worden veroorzaakt.
Bovendien heeft de verdachte een op een echt wapen gelijkend pistool voorhanden gehad. Met het voorhanden hebben van een dergelijk pistool heeft de verdachte het risico gelopen dat nietsvermoedende derden in de veronderstelling zouden kunnen zijn dat het een echt wapen betreft. Dit kan zonder twijfel gevoelens van angst en intimidatie in de samenleving teweeg brengen.
Gelet op de aard van het bewezen verklaarde en gelet op het feit dat de verdachte blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 maart 2019 eerder ter zake
van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd zijn. Het hof acht een dergelijke straf in dit geval echter niet passend en geboden en
zal daartoe dan ook niet overgaan. Het hof overweegt als volgt.
In het rapport van GGZ Fivoor Haarlem van 15 februari 2019 staat dat het in het leven van de verdachte ontbreekt aan beschermende factoren: de verdachte heeft geen stabiele huisvesting, geen zinvolle dagbesteding, en geen ondersteunend netwerk. Bovendien is sprake van beperkte inkomsten, schuldenproblematiek, psychische problematiek en verslavingsproblematiek. Ook staat in het rapport
dat behandeling van de persoonlijkheids- en de verslavingsproblematiek noodzakelijk is om de kans
op recidive te verkleinen. Teneinde het hulpverleningstraject succesvol te laten verlopen, zal eerst gewerkt moeten worden aan een samenwerkingsrelatie.
Als de praktische zaken geregeld zijn, kan gewerkt worden aan de onderliggende problematiek.
Aangegeven wordt dat een voorwaardelijke gevangenisstraf een externe stimulans zou kunnen
zijn voor de verdachte om mee te werken aan de hulpverlening en daarmee zijn leven te beteren.
De reclassering adviseert een aantal bijzondere voorwaarden, te weten dat de verdachte zal moeten voldoen aan een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling zal ondergaan, begeleid
of in een maatschappelijke opvang zal gaan wonen, zal meewerken aan schuldhulpverlening en zal meewerken aan middelencontrole.
De raadsvrouw van de verdachte geeft te kennen dat de verdachte positief is over het voorgestelde kader met bijbehorende bijzondere voorwaarden en dat hij heeft aangegeven daaraan te willen meewerken.
De kentering in zijn houding jegens een hulpverleningstraject is volgens de raadsvrouw van de verdachte gelegen in het zwervende bestaan op zijn leeftijd. De verdachte is gaan inzien dat hij hulp nodig heeft
om daar verandering in aan te brengen en kan zich goed vinden in het plan van aanpak zoals verwoord
in het rapport.
Het hof is, gezien dit alles, van oordeel dat in het belang van de verdachte en de maatschappij thans geen plaats is voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar dat een voorwaardelijke straf passend en geboden is, dit ondanks de geschetste gang van zaken in het verleden. Het lijkt erop dat de verdachte – ingegeven door de verandering die hij zelf wil aanbrengen in zijn leven – thans wel voldoende gemotiveerd is samen te werken met de reclassering. Het hof zal de gevangenisstraf
in voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de proeftijd op afspraken te melden bij GGZ reclassering Fivoor op het adres [adres 2], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van het Ambulant Centrum van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor persoonlijkheidsproblematiek en verslavingsproblematiek;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
-dat de veroordeelde meewerkt aan hulpverlening bij het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
-dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Clement en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 3 april 2019.
mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]