ECLI:NL:GHAMS:2019:1167

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
23-000900-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor rijden met ongeldig verklaard rijbewijs na gebrek aan bewijs van kennisgeving aan verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het hof heeft vastgesteld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, omdat het bericht van het CBR niet in persoon bij de verdachte was afgeleverd. De verdachte had op 16 oktober 2017 een motorrijtuig bestuurd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Echter, het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk op de hoogte was van deze ongeldigverklaring. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete werd afgewezen, omdat de verdachte vrijgesproken werd van het onder 1 ten laste gelegde. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, vooral als het gaat om kennisgeving van juridische beslissingen aan de betrokkenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000900-18
datum uitspraak: 3 april 2019
TEGENSPRAAK (bepaaldelijk gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 96-243695-17 en 22-003566-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman ter zitting naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
1;
hij op of omstreeks 16 oktober 2017 te Amsterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten AM, B en BE, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, het Waterlooplein, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Beslissing op aanhoudingsverzoek

De raadsman van de verdachte heeft, gelet op de lichamelijke toestand van de verdachte en een afspraak van de verdachte in het ziekenhuis, ter terechtzitting verzocht om aanhouding van de zaak. Gelet op de hierna te nemen beslissing is het hof van oordeel dat het belang van de verdachte bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig te zijn niet wordt geschonden door de behandeling van de zaak niet aan te houden. Het hof wijst het verzoek tot aanhouding derhalve af.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Op basis van de stukken in het dossier is niet vast komen te staan dat het bericht van het CBR van 13 oktober 2016, dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig
is verklaard, de verdachte in persoon heeft bereikt. Andere omstandigheden waaruit voornoemde wetenschap toch zou kunnen volgen zijn niet gebleken.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof
’s-Gravenhage van 20 december 2016 opgelegde voorwaardelijke geldboete van 500,00 euro,
subsidiair 10 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 5 maart 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van
20 december 2016, parketnummer 22-003566-15, voorwaardelijk opgelegde geldboete van 500,00 euro, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Clement en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 april 2019.
mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]