ECLI:NL:GHAMS:2019:1161

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
23-002774-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling door inspecteur van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1957, werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling, gepleegd op 30 januari en/of 6 februari 2017. De bedreiging was gericht aan een inspecteur van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit. De verdachte had dreigende woorden geuit, die door het hof als bedreigend werden aangemerkt, ondanks het verweer van de raadsman dat de uitlatingen niet als zodanig bedoeld waren. Het hof oordeelde dat de omstandigheden waaronder de bedreiging was gedaan, voldoende waren om bij de aangeefster redelijke vrees te doen ontstaan voor zwaar lichamelijk letsel.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep, omdat er slechts een mondeling vonnis was gedaan. De verdachte werd schuldig bevonden aan de bedreiging en kreeg een voorwaardelijke geldboete van €250,- opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die zich zeer bedreigd voelde. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij mr. M.R. Cox niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002774-18
datum uitspraak: 3 april 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-075834-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 maart 2019.
Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door
de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 januari 2017 en/of 6 februari 2017 te Amsterdam, inspecteur en bijzonder opsporingsambtenaar met toezichthoudersnummer [nummer] van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit heeft bedreigd met zware mishandeling, door voornoemde dreigend de woorden
toe te voegen:
- " Als je de volgende keer hier komt dan krijg je een pak rammel en dan heb je geen broek meer aan je reet", en/of
- " Als je nu verder gaat dan krijg je zo'n ongelooflijk pak slaag dat dit je hele leven zal bijblijven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening mondeling vonnis is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van een verweer

De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de woorden die de verdachte heeft geuit niet als bedreigend dienen te worden aangemerkt en ook niet als zodanig waren bedoeld. De uitlatingen van de verdachte moeten, in de context waarin zij zijn gedaan, worden beschouwd als uitingen van onmacht en frustratie en kunnen bij de aangever niet de redelijke vrees hebben doen ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd, zou worden gepleegd.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van bedreiging met zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde
de redelijke vrees kon ontstaan dat deze zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte de uitingen met luide stem heeft gedaan. Hij heeft aangeefster
tot op zeer korte afstand genaderd en daarbij grote bewegingen met zijn armen gemaakt.
Het hof is van oordeel dat de door de verdachte op 6 februari 2017 gedane uiting in voornoemde
context bezien en gelet op de omstandigheden waaronder deze is gedaan, aangemerkt moet worden als bedreigend en bij de aangeefster de redelijke vrees heeft doen ontstaan dat het misdrijf waarmee de verdachte heeft gedreigd, gepleegd zou kunnen worden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij op 6 februari 2017 te Amsterdam, inspecteur en bijzonder opsporingsambtenaar met toezichthoudersnummer [nummer] van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit heeft bedreigd
met zware mishandeling, door voornoemde dreigend de woorden toe te voegen:
"Als je nu verder gaat dan krijg je zo'n ongelooflijk pak slaag dat dit je hele leven zal bijblijven".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van €250,-- bij gebreke van betaling te vervangen door vijf (5) dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als
door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling. Het slachtoffer heeft deze situatie als zeer bedreigend ervaren en heeft het gevoel gehad dat de verdachte haar daadwerkelijk iets aan wilde doen. Door zijn handelen heeft de verdachte bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Bovendien is de verdachte blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 maart 2019 eerder ter zake van een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 3 april 2019.
mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]