ECLI:NL:GHAMS:2019:1160

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
23-002766-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van kentekenplaten en brandstof met taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1957, was aangeklaagd voor diefstal van een Audi A3 cabriolet en meerdere keren voor diefstal van benzine. De tenlastelegging omvatte drie specifieke incidenten: de diefstal van de Audi op 3 oktober 2016 in Heerhugowaard, en de diefstal van 55,83 liter en 54,25 liter benzine op respectievelijk 10 en 17 oktober 2016 in Medemblik. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, waarvan 25 uren voorwaardelijk, en de rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft blijk gegeven van geen respect voor het eigendomsrecht van de gedupeerden en heeft psychische en lichamelijke klachten. Het hof heeft besloten dat een onvoorwaardelijke taakstraf niet passend is, maar heeft wel een taakstraf opgelegd, rekening houdend met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 310 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002766-17
datum uitspraak: 3 april 2019
TEGENSPRAAK (bepaaldelijk gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-268706-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 maart 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 3 oktober 2016 te Heerhugowaard opzettelijk een Audi A3 cabriolet , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als aspirant koper en/of als proefrit rijder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2:
hij op of omstreeks 10 oktober 2016 te Medemblik met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 55,83 liter 95+ ongelode benzine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3:
hij op of omstreeks 17 mei 2016 te Medemblik met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 54,25 liter 95+ ongelode benzine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 3 oktober 2016 te Heerhugowaard opzettelijk een Audi A3 cabriolet, toebehorende
aan [bedrijf], en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als proefritrijder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2:
hij op 10 oktober 2016 te Medemblik met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 55,83 liter 95+ ongelode benzine, toebehorende aan [slachtoffer];
3:
hij op 17 mei 2016 te Medemblik met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 54,25 liter 95+ ongelode benzine, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
verduistering.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van kentekenplaten en meerdere keren aan diefstal van brandstof. De verdachte heeft blijk gegeven geen respect te hebben gehad voor het eigendomsrecht van de gedupeerde tankstations. Diefstal is een ergerlijk feit waarbij, naast eventuele schade, in de regel veel hinder en overlast wordt veroorzaakt.
In het rapport van de reclassering van 12 oktober 2018 staat dat de verdachte lijdt aan zowel lichamelijke als psychische klachten. De verdachte overziet - aldus het rapport - onvoldoende de consequenties van zijn handelen en kan zijn problemen niet goed zelfstandig oplossen. Positief te vermelden is dat de verdachte tijdelijke woonruimte heeft en meewerkt aan een schuldsaneringstraject. Ook wordt de verdachte gesteund door zijn zus. De reclassering benadrukt het belang van het vergroten van het sociale netwerk van de verdachte en het hebben van perspectief in zijn leven.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte na het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde geen nieuwe strafbare feiten meer heeft gepleegd.
Vanwege de ontbrekende financiële draagkracht van de verdachte acht het hof het niet opportuun een geldboete op te leggen. Gelet op de psychische en lichamelijke klachten van de verdachte en de positieve ontwikkelingen in zijn leven, acht het hof een gevangenisstraf evenmin opportuun. Voorts acht het hof het - mede gelet op de ter terechtzitting door de raadsman van de verdachte voorgehouden persoonlijke omstandigheden van de verdachte - niet passend en geboden een geheel onvoorwaardelijke taakstraf
op te leggen. Die omstandigheden brengen echter niet mee dat voor het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf geen plaats is, temeer niet nu blijkens het rapport de reclassering zorg
zal kunnen dragen voor een passende taakstraf die voor de verdachte uitvoerbaar is.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis, waarvan 25 uren voorwaardelijk, te vervangen door 12 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 310 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid
van mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 april 2019.
mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]