ECLI:NL:GHAMS:2019:1159

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
23-004177-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van kentekenplaten en brandstof met betrekking tot strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 23 november 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1957, was eerder veroordeeld voor diefstal van kentekenplaten en brandstof. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 80 uren opgelegd, waarvan 40 uren voorwaardelijk. Het hof heeft de strafoplegging herzien en de taakstraf vastgesteld op 80 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming 40 dagen hechtenis kan worden opgelegd.

Tijdens de zitting heeft het hof de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen, wat niet alleen schade, maar ook hinder en overlast voor de gedupeerden met zich meebracht. De reclassering heeft in een rapport aangegeven dat de verdachte lijdt aan lichamelijke en psychische klachten, en dat hij moeite heeft met het overzien van de consequenties van zijn daden. Positieve ontwikkelingen in zijn leven, zoals tijdelijke woonruimte en deelname aan een schuldsaneringstraject, zijn ook in overweging genomen.

Het hof heeft besloten dat, gezien de omstandigheden van de verdachte en het ontbreken van financiële draagkracht, een geldboete niet opportuun is. Evenmin is een gevangenisstraf passend geacht. De taakstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, is als een passende sanctie beschouwd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-nakoming. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en heeft de beslissing genomen om het vonnis van de politierechter te bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004177-17
datum uitspraak: 3 april 2019
TEGENSPRAAK (bepaaldelijk gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-159068-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen
door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof het onder 1 bewezen verklaarde verbeterd leest, inhoudende dat in het onder 1 bewezen verklaarde in plaats van “61,58 liter” wordt gelezen “€76,91”.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van kentekenplaten en meerdere keren aan diefstal van brandstof. De verdachte heeft blijk gegeven geen respect te hebben gehad voor het eigendomsrecht van de gedupeerde tankstations. Diefstal is een ergerlijk feit waarbij, naast eventuele schade, in de regel veel hinder en overlast wordt veroorzaakt.
In het rapport van de reclassering van 12 oktober 2018 staat dat de verdachte lijdt aan zowel lichamelijke als psychische klachten. De verdachte overziet - aldus het rapport - onvoldoende de consequenties van zijn handelen en kan zijn problemen niet goed zelfstandig oplossen. Positief te vermelden is dat de verdachte tijdelijke woonruimte heeft en meewerkt aan een schuldsaneringstraject. Ook wordt de verdachte gesteund door zijn zus. De reclassering benadrukt het belang van het vergroten van het sociale netwerk van de verdachte en het hebben van perspectief in zijn leven.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte na het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde geen nieuwe strafbare feiten meer heeft gepleegd.
Vanwege de ontbrekende financiële draagkracht van de verdachte acht het hof het niet opportuun een geldboete op te leggen. Gelet op de psychische en lichamelijke klachten van de verdachte en de positieve ontwikkelingen in zijn leven, acht het hof een gevangenisstraf evenmin opportuun. Voorts acht het hof het - mede gelet op de ter terechtzitting door de raadsman van de verdachte voorgehouden persoonlijke omstandigheden van de verdachte - niet passend en geboden een geheel onvoorwaardelijke taakstraf
op te leggen. Die omstandigheden brengen echter niet mee dat voor het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf geen plaats is, temeer niet nu blijkens het rapport de reclassering zorg
zal kunnen dragen voor een passende taakstraf die voor de verdachte uitvoerbaar is.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk, te vervangen door 20 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. S. Clement, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 3 april 2019.
mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]