ECLI:NL:GHAMS:2019:1097

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
000109-19 / 23-005161-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke PIJ-maatregel met wijziging van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2019 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De veroordeelde, geboren in 1998 en thans gedetineerd in JJI Lelystad Intermetzo, was eerder veroordeeld tot een PIJ-maatregel met een proeftijd van twee jaar. De advocaat-generaal had gevorderd de tenuitvoerlegging van deze maatregel, maar het hof heeft besloten om deze vordering af te wijzen. Het hof overwoog dat de veroordeelde gedurende de proeftijd weliswaar had gerecidiveerd, maar dat het ging om minder ernstige, niet-gewelddadige feiten zoals winkeldiefstal. Bovendien had de veroordeelde zich niet aan alle bijzondere voorwaarden gehouden, maar het hof vond het niet gerechtvaardigd om de zware maatregel van tenuitvoerlegging toe te passen. In plaats daarvan werd de veroordeelde een laatste kans geboden om zich aan de gewijzigde voorwaarden te houden.

De gewijzigde voorwaarden omvatten onder andere dat de veroordeelde zich moet melden bij Reclassering Nederland en moet meewerken aan een begeleid wonen traject en het regelen van zijn financiën. Het hof benadrukte het belang van hulp bij de financiële situatie van de veroordeelde, aangezien veel delicten gerelateerd waren aan deze problematiek. De beslissing werd genomen na onderzoek ter terechtzitting op 12 februari en 18 maart 2019, waarbij het hof ook kennisnam van adviezen van deskundigen en de standpunten van de advocaat-generaal en de raadsvrouw. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met mr. A.M. Kengen, mr. F.A. Hartsuiker en mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen in de zitting.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafzaken
Rekestnummer:
000109-19
Parketnummer: 23-005161-15
BESLISSING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Op 30 januari 2019 is ter griffie van dit gerechtshof ingekomen de vordering van de advocaat-generaal bij dit hof van 16 januari 2019 betreffende het op 10 juni 2016 onherroepelijk geworden arrest van dit gerechtshof van 10 juni 2016 in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
thans gedetineerd te JJI Lelystad Intermetzo.
Bij dat arrest van 10 juni 2016 is bovengenoemde persoon veroordeeld tot (onder meer) een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: een PIJ-maatregel) met een proeftijd van twee jaar. Daarbij zijn de bijzondere voorwaarden opgelegd dat de veroordeelde:
- zich meldt bij Jeugd & Gezinsbeschermers, afdeling jeugdreclassering, en zich daarna gedurende de proeftijd en op door de (jeugd)reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
- zal blijven meewerken aan de behandeling in het civielrechtelijk traject;
met opdracht aan Jeugd & Gezinsbeschermers, afdeling jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, welk toezicht ook uitgevoerd kan worden door de Reclassering Nederland.
De proeftijd bij die maatregel is bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2017 met één jaar verlengd. Bij dat vonnis zijn de voorwaarden in die zin gewijzigd dat de voorwaarden thans luiden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij de Reclassering Nederland, [adres], en zich daarna gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan diagnostiek en daaruit eventueel voortvloeiende behandeling;
- verblijft in een instelling voor begeleid wonen, te weten Vast en Verder van het Leger des Heils, dan wel een vergelijkbare instelling.
De advocaat-generaal heeft bij voornoemde vordering de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van 10 juni 2016 voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel.

Procesgang

Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 februari 2019 en 18 maart 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Het hof heeft daarnaast kennisgenomen van hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht door de deskundigen [naam 1] en [naam 2], beiden reclasseringswerker bij Reclassering Nederland en door de deskundigen [naam 3] en [naam 4], beiden werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
Het hof heeft ook kennis genomen van het advies aan opdrachtgever toezicht van 8 januari 2019 van Reclassering Nederland, opgesteld door [naam 1], het reclasseringsadvies van 8 maart 2019, opgesteld door [naam 2] en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 13 maart 2019 van [naam 5].

Beoordeling

Standpunten van partijen
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen en dat de bijzondere voorwaarden worden gewijzigd.
De raadsvrouw heeft eveneens bepleit dat de vordering wordt afgewezen en dat de bijzondere voorwaarden worden gewijzigd.
Oordeel van het hof
De vordering is tijdig door de advocaat-generaal ingesteld.
Een PIJ-maatregel is een zware maatregel. Gebleken is dat de veroordeelde gedurende ruim twee jaar wel heeft gerecidiveerd, maar met relatief minder ernstige (en niet-gewelddadige) feiten zoals winkeldiefstal. Ook is gebleken dat de veroordeelde zich niet voldoende aan alle bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Het hof deelt het standpunt van de advocaat-generaal dat, alles afwegende, de diverse overtredingen van de voorwaarden weliswaar ernstig zijn, maar dat gelet op de zwaarte van de sanctie van tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel daarvan zal worden afgezien en de veroordeelde een laatste kans zal worden geboden zich aan de hierna te formuleren voorwaarden te houden. De vordering zal daarom worden afgewezen.
Tijdens de zitting is gebleken dat de opgelegde bijzondere voorwaarden niet actueel zijn. De veroordeelde verblijft niet meer bij Vast en Verder en er moet nog worden gezocht naar een nieuw begeleid wonen traject waar de veroordeelde kan verblijven. Daarnaast is het van urgent belang dat de veroordeelde wordt geholpen bij zijn financiën, omdat veel delicten gerelateerd zijn aan zijn precaire financiële situatie. Ook zal opnieuw moeten worden gezocht naar dagbesteding. Het hof zal daarom de bijzondere voorwaarden op na te melden wijze wijzigen.

Beslissing

Het hof:
Wijst af de vordering van de advocaat-generaal.
Wijzigt de in het arrest van 10 juni 2016 gestelde en bij vonnis van 21 december 2017 gewijzigde bijzondere voorwaarden in die zin dat de voorwaarden als volgt komen te luiden:
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich meldt bij Reclassering Nederland, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht, met als contactpersonen bij de reclassering [naam 1] en [naam 2].
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan een begeleid wonen traject zoals te zijner tijd zal worden aangeboden door de reclassering.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan het regelen van zijn financiën, ook als dat inhoudt het aanvragen van een uitkering of het meewerken aan schuldhulpverlening.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan het vinden en uitvoeren van passende dagbesteding.
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. F.A. Hartsuiker en mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 maart 2019.
Mr. F.A. Hartsuiker is buiten staat de beslissing te ondertekenen.