ECLI:NL:GHAMS:2019:1085

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
23-000598-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1967, was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne op 26 mei 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte ongeveer 0,28 gram heroïne en 0,54 gram cocaïne, beide stoffen zijn opgenomen in de Opiumwet. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat de kwalificatie in het vonnis niet overeenkwam met de kwalificatie in het proces-verbaal van de eerdere zitting. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten door enige omstandigheden. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk geëist. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar ook met zijn positieve ontwikkeling in het leven. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaren.

De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 29 maart 2019.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000598-18
datum uitspraak: 29 maart 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-214426-17 tegen
[verdachte],
geboren te distrikt [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 mei 2017 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,28 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 0,54 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat de kwalificatie vermeld in de aantekening mondeling vonnis niet overeenkomt met de kwalificatie vermeld in de aantekening mondeling vonnis als opgenomen in het proces-verbaal ter terechtzitting van 16 februari 2018.
Daarnaast komt het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij op 26 mei 2017 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,28 gram van een materiaal bevattende heroïne en 0,54 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft 0,28 gram van een materiaal bevattende heroïne en 0,54 gram van een materiaal bevattende cocaïne opzettelijk aanwezig gehad. Heroïne en cocaïne zijn voor de gezondheid van
de gebruikers ervan zeer schadelijke stoffen. Daarnaast zijn deze stoffen ook bezwarend voor de samenleving, onder meer, vanwege de met het gebruik daarvan gepaard gaande criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 februari 2019
is hij eerder, onder meer, ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft, bij de strafmaat, ten voordele van de verdachte rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals ter zitting in hoger beroep besproken en het feit dat hij een positieve draai aan zijn leven lijkt te hebben gegeven.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Als stok achter de deur zal het hof een proeftijd van drie jaren aan deze voorwaardelijke straf verbinden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Clement en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 maart 2019.