ECLI:NL:GHAMS:2018:796
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing van overleveringsdetentie op basis van vluchtgevaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de opgeëiste persoon, die in detentie verbleef in het Justitieel Complex Zaanstad. De opgeëiste persoon, geboren in 1986 en met de Nederlandse nationaliteit, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de internationale rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam, die op 23 februari 2018 het verzoek tot schorsing van zijn overleveringsdetentie had afgewezen. Het hof heeft de relevante stukken en de beslissing van de rechtbank bestudeerd, en heeft de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.K.M. Fritz, gehoord.
Het hof heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in Nederland woont, zijn familie daar verblijft, en dat hij in aanmerking komt voor een uitkering en mogelijk een betaalde baan. Gezien deze omstandigheden concludeert het hof dat het vluchtgevaar kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Het hof heeft daarom het beroep tegen de bestreden beslissing toegewezen en de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon geschorst, met ingang van 8 maart 2018 om 12:00 uur, tot de eerstvolgende behandeling van zijn zaak.
Deze beschikking is gegeven in raadkamer en is ter kennis gebracht van de opgeëiste persoon door de advocaat-generaal. De beslissing van het hof benadrukt de mogelijkheid om vluchtgevaar te mitigeren door het stellen van voorwaarden, wat een belangrijke overweging is in het strafrechtelijke proces.