ECLI:NL:GHAMS:2018:796

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
13/751128-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van overleveringsdetentie op basis van vluchtgevaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de opgeëiste persoon, die in detentie verbleef in het Justitieel Complex Zaanstad. De opgeëiste persoon, geboren in 1986 en met de Nederlandse nationaliteit, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de internationale rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam, die op 23 februari 2018 het verzoek tot schorsing van zijn overleveringsdetentie had afgewezen. Het hof heeft de relevante stukken en de beslissing van de rechtbank bestudeerd, en heeft de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.K.M. Fritz, gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in Nederland woont, zijn familie daar verblijft, en dat hij in aanmerking komt voor een uitkering en mogelijk een betaalde baan. Gezien deze omstandigheden concludeert het hof dat het vluchtgevaar kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Het hof heeft daarom het beroep tegen de bestreden beslissing toegewezen en de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon geschorst, met ingang van 8 maart 2018 om 12:00 uur, tot de eerstvolgende behandeling van zijn zaak.

Deze beschikking is gegeven in raadkamer en is ter kennis gebracht van de opgeëiste persoon door de advocaat-generaal. De beslissing van het hof benadrukt de mogelijkheid om vluchtgevaar te mitigeren door het stellen van voorwaarden, wat een belangrijke overweging is in het strafrechtelijke proces.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[naam] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in het huis van bewaring Justitieel Complex Zaanstad,
tegen de beslissing van de internationale rechtshulpkamer rechtbank Amsterdam van 23 februari 2018, houdende afwijzing van het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van
23 februari 2018, waarbij namens de opgeëiste persoon hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon en heeft gehoord de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, bijgestaan door diens raadsman mr. B.K.M. Fritz.

De beoordeling

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit, zijn familie woont in Nederland, hij verblijft op een adres in Nederland alwaar hij ook staat ingeschreven, ontvangt een uitkering en kan klaarblijkelijk ook in een betaalde baan beginnen. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het vluchtgevaar kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden.

De beslissing

Het hof:
WIJST TOE het beroep tegen de bestreden beslissing.
SCHORST de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met ingang van 8 maart 2018 te 12:00 uur tot aan de eerstvolgende behandeling van zijn zaak, welke beslissing afzonderlijk zal worden geminuteerd.
Deze beschikking is gegeven op 7 maart 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. I.M.H. van Asperen de Boer- Delescen, voorzitter,
mrs. M.J.G.B. Heutink en J.L. Bruinsma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.W.M. Lut als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de opgeëiste persoon.
Amsterdam, 7 maart 2018,
de advocaat-generaal