ECLI:NL:GHAMS:2018:795

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
15/023259-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vluchtgevaar aanwezig bij ontbreken binding met Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 14 februari 2018, waarin een bevel tot gevangenhouding was gegeven aan de verdachte. De verdachte, geboren in 1965 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, verblijft momenteel in het huis van bewaring PI Flevoland te Almere. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank en de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis van de verdachte. Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. K.R. Verkaart, gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte recentelijk naar Nederland is teruggekeerd voor de medische behandeling van zijn jongste kind, maar er is onduidelijkheid over de duur van deze behandeling. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en verblijft tijdelijk bij zijn broer. Er is geen bewijs dat de verdachte in Nederland werkzaam is, en er is slechts een verklaring van zijn broer dat hij bereid is de verdachte in dienst te nemen. De verdachte heeft tot een jaar geleden in Egypte gewoond, waar hij een huis en een inkomen had. Gezien deze omstandigheden en het feit dat de verdachte eerder beslissingen van de Nederlandse rechter naast zich neer heeft gelegd, heeft het hof geen vertrouwen in de vindbaarheid en bereikbaarheid van de verdachte na vrijlating.

Het hof concludeert dat er vluchtgevaar aanwezig is, vooral omdat de verdachte met zijn gezin en minderjarige dochter mogelijk opnieuw naar Egypte zal terugkeren, wat recidivegevaar met zich meebrengt. Het hof ziet geen mogelijkheden om dit gevaar te beperken door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen en het beroep tegen de bestreden beschikking verworpen. Deze beschikking is gegeven in raadkamer op 7 maart 2018.

Uitspraak

15/023259-18
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[naam] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 14 februari 2018, houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 19 februari 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. K.R. Verkaart.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep en de gronden waarop deze berust.
Het hof constateert dat de verdachte enkel naar Nederland is teruggekeerd in verband met de medische behandeling van zijn jongste kind. Onduidelijk is hoe lang die behandeling zal gaan duren. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland maar verblijft tijdelijk met zijn gezin bij zijn broer. Niet is gebleken dat de verdachte in Nederland werkzaam is. Er is alleen een verklaring overgelegd van de broer van de verdachte dat hij bereid is de verdachte in dienst te nemen. Het gezin van de verdachte heeft tot een jaar geleden steeds in Egypte gewoond, waar de verdachte een huis heeft en kennelijk een inkomen genereerde. De kinderen zijn daar naar het hof aanneemt ook naar school gegaan. Gelet hierop en op het feit dat de verdachte naar het zich nu laat aanzien beslissingen van de Nederlandse rechter in het verleden naast zich neer heeft gelegd, heeft het hof er geen vertrouwen in dat de verdachte na vrijlating voor Justitie vindbaar en bereikbaar zal blijven zodat vluchtgevaar aanwezig wordt geacht. Evenzeer acht het hof de mogelijkheid reëel dat de verdachte met zijn gezin en zijn minderjarige dochter [voornaam dochter] opnieuw naar Egypte terug zal keren en [voornaam dochter] aldus weer buiten het bereik van het Nederlandse gezag zal brengen zodat er ook nog sprake is van recidivegevaar.
Het hof ziet geen mogelijkheden bovengenoemd gevaar door het stellen van schorsingsvoorwaarden in te perken. Het mondelinge schorsingsverzoek zal daarom worden afgewezen.
15/023259-18

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 7 maart 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, voorzitter,
mrs. M.J.G.B. Heutink en J.L. Bruinsma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.W.M. Lut als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 7 maart 2018,
de advocaat-generaal