ECLI:NL:GHAMS:2018:739
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding uit 's Rijks kas in het kader van rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. Het verzoekschrift was ingediend door de appellant, die een vergoeding uit 's Rijks kas van € 1.356,35 vroeg voor kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak. De appellant had eerder op 24 juni 2017 te horen gekregen dat de strafzaak tegen hem onvoorwaardelijk was geseponeerd. De rechtbank had het verzoek om vergoeding eerder toegewezen, maar de advocaat van de appellant stelde dat er geen verrekening kon plaatsvinden omdat de rekening van de advocaat nog niet was voldaan. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen beletsel is voor de verrekening van de toegewezen vergoeding, ook al was de rekening nog niet betaald. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De beslissing is genomen in de meervoudige raadkamer van het hof, waarbij de griffier ook aanwezig was. De beschikking is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.