ECLI:NL:GHAMS:2018:735

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
23-004473-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis in de Klimop-zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2018 een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte behandeld. De verdachte, geboren in 1963 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, had een verzoek ingediend dat werd toegelicht door zijn raadsvrouw, mr. S. Koster. Zij verwees naar een eerder arrest van het hof in de Klimop-zaak en betoogde dat de veroordeling van de verdachte onvoldoende was voor de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Daarnaast werd er een beroep gedaan op de medische problematiek van de verdachte.

De advocaat-generaal heeft zich niet verzet tegen het verzoek tot schorsing. Het hof heeft echter, na kennisname van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2017, waarin de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 65 maanden, geconcludeerd dat er ernstige bezwaren zijn dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van grootschalige invoer van verdovende middelen, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Het hof oordeelde dat er sprake was van recidivegrond en vluchtgevaar, aangezien de verdachte zich momenteel in Colombia bevond.

Het hof heeft ook in overweging genomen dat de verdachte eerder tweemaal was geschorst, maar niet aan de voorwaarden had voldaan. Gezien deze omstandigheden oordeelde het hof dat de persoonlijke belangen van de verdachte niet zwaarder wogen dan de strafvorderlijke belangen. Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop het verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte],
geboren te op [geboortedag] 1963 te onbekend,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres in buitenland: [adres]

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft gezien het verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de
voorlopige hechtenis van de verdachte en het vonnis van de rechtbank Amsterdam van
8 december 2017.
Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer op 31 januari 2018 gehoord de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. S. Koster.
De raadsvrouw van de verdachte heeft het verzoekschrift strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis onder verwijzing naar het arrest van het hof in de Klimop-zaak (ECLI:NL:GHAMS:2015:635) toegelicht en – kort gezegd – betoogd dat de enkele veroordeling van cliënt onvoldoende is voor de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Voorts heeft zij schorsing verzocht op basis van de medische problematiek van de verdachte.
De advocaat-generaal heeft zich niet verzet tegen schorsing van de voorlopige hechtenis.

De beoordeling

Gelet op het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2017, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 65 maanden, met aftrek van voorarrest, is sprake van ernstige bezwaren dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van grootschalige invoer van verdovende middelen, medeplegen witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Gelet op de aard en de ernst van deze feiten acht het hof de zogenoemde recidivegrond aanwezig. Voorts is eveneens het vluchtgevaar onverkort van toepassing. In zoverre onderscheidt deze zaak zich al van de door de raadsvrouw genoemde zaak. Het vluchtgevaar is derhalve niet alleen aanwezig maar heeft zich verwezenlijkt omdat de verdachte zich thans weer in Colombia bevindt.
Het hof heeft daarbij acht geslagen op het feit dat de verdachte tot tweemaal toe is geschorst en tweemaal niet aan de voorwaarde om gevolg te geven aan elke oproep van justitie heeft voldaan.
Bij die stand van zaken is het hof van oordeel dat de persoonlijke belangen – zoals door de raadsvrouw van de verdachte naar voren gebracht – van de verdachte niet dienen te prevaleren boven die strafvorderlijke belangen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven op 31 januari 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter,
mrs. J.J.I. de Jong en M. Senden, raadsheren,
en mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 31 januari 2018
de advocaat-generaal