Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
5.Beoordeling van het geschil
- a) belanghebbende vrijwilliger is,
- b) het totaal van de vergoedingen uitkomt boven het aldaar genoemde bedrag.
Belanghebbende heeft met inachtneming van de wettelijke beperking, als bedoeld in artikel 3.17, lid 1 onder b, van de Wet, recht op aftrek van zijn reiskosten, hetgeen voor het onderhavige jaar betekent dat die aftrek (6.140 x € 0,19 =) € 1.167 bedraagt. Geen van de partijen heeft feiten en omstandigheden gesteld die tot de conclusie leiden dat op basis van artikel 3.15, lid 6, van de Wet – waarnaar beide partijen in hun betoog verwijzen (zie 5.3 en 5.4) – een verdere aftrekbeperking, dan die bedoeld in de vorige volzin, in aanmerking moet worden genomen.