ECLI:NL:GHAMS:2018:598
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafvervolging wegens alcoholslotprogramma
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol op 14 februari 2013, waarvoor hem door het Centraal Bureau Rijbewijzen (CBR) een alcoholslotprogramma was opgelegd. De verdachte had echter niet deelgenomen aan dit programma, wat leidde tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Het CBR beëindigde de uitvoering van het alcoholslotprogramma op 21 september 2016, na een uitspraak van de Raad van State. De verdachte kon pas na deze beëindiging een procedure starten voor het verkrijgen van een nieuw rijbewijs.
Het hof heeft in zijn overwegingen gekeken naar de vraag of de strafvervolging van de verdachte in strijd was met de beginselen van een goede procesorde, gezien het feit dat de verdachte al aanzienlijke gevolgen had ondervonden van de oplegging van het alcoholslotprogramma. De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat strafvervolging in dergelijke gevallen niet ontvankelijk kan worden verklaard. Het hof concludeert dat de gevolgen voor de verdachte, die meer dan drie jaar zonder rijbewijs heeft gezeten, onherstelbaar zijn en dat de strafvervolging in dit geval niet kan doorgaan. Het hof verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging.
De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.