4.1.De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij onder meer het volgende overwogen.
“6. Voor het belastingjaar 2015 is de Verordening zuiveringsheffing Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2015 van toepassing. (hierna: de verordening). De verordening luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Artikel 1
Deze verordening verstaat onder
(….)
e. woonruimte: een ruimte die blijkens haar inrichting is bestemd om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;
2. Aan de heffing worden onderworpen:
a. ter zake van het afvoeren vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte;
2. Voor de heffing geldt als heffingsmaatstaf de vervuilingswaarde van de stoffen die in een kalenderjaar worden afgevoerd. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden.
1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een woonruimte worden afgevoerd, gesteld op drie vervuilingseenheden. De vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een door één persoon gebruikte woonruimte worden afgevoerd, bedraagt één vervuilingseenheid.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten die zich bevinden op een voor verblijfrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd.
(…)
Artikel 18
Het tarief bedraagt per vervuilingseenheid € 58,04.”
7. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat het terrein waarop de woning staat, wordt geëxploiteerd als een recreatieterrein in de zin van artikel 16, tweede lid van de verordening. Eiser heeft dit onvoldoende aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft ter zitting onvoldoende weersproken gesteld dat er feitelijk geen sprake is van een bungalowpark of recreatiepark, maar van een woonwijk waarvan 70 van de 78 woningen permanent wordt bewoond, en dat de Vereniging van Eigenaren zich nooit heeft gemeld als recreatieterrein. De Vereniging van Eigenaren wordt daarom niet aangeslagen als entiteit. Dat het Park [A-weg] in het bestemmingsplan “Recreatieterreinen [B] ” is opgenomen maakt dit niet anders. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in beginsel terecht aan eiser een aanslag zuiveringsheffing heeft opgelegd.
8. De rechtbank overweegt dat het aan het hoogheemraadschap is belastingverordeningen, waaronder ook verordeningen die zien op de heffing van een zuiveringsheffing, vast te stellen naar de maatstaven en tarieven die hem goeddunken. Daarbij komt het hoogheemraadschap een grote vrijheid toe. De rechtbank overweegt voorts dat artikel 16 van de verordening is gebaseerd op artikel 122h, eerste lid, van de Waterschapswet, waarin als uitgangspunt is vastgelegd dat voor woonruimten, die door meer dan één persoon worden gebruikt, de vervuilingswaarde wordt gesteld op drie vervuilingseenheden. Blijkens de wetsgeschiedenis is voor dit forfaitaire systeem gekozen uit doelmatigheidsoverwegingen.
9. Artikel 16 van de verordening spoort, gelet op de tekst van deze bepaling, naar het oordeel van de rechtbank geheel met artikel 122h, eerste lid van de Waterschapswet. Daarom kan niet worden gezegd dat de betrokken regelgever met die bepaling zijn bevoegdheid te buiten is gegaan. Ook is de rechtbank van oordeel dat er, gelet op het hiervoor overwogene, een redelijke en objectieve rechtvaardiging ten grondslag ligt aan de in die bepaling neergelegde forfaitaire systematiek van de zuiveringsheffing voor woonruimten. Gelet hierop is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onredelijke en willekeurige belastingheffing. Op grond van de verordening wordt de vervuilingswaarde voor een woonruimte vastgesteld op drie vervuilingseenheden, tenzij de woonruimte door één persoon wordt bewoond. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij samen met zijn partner is ingeschreven in [Z] en de onderhavige woning samen met zijn partner gebruikt. Verweerder heeft het aantal vervuilingseenheden dan ook terecht vastgesteld op 3.
10. De rechtbank verwerpt eisers grief dat sprake is van dubbele heffing. Eiser is eigenaar/gebruiker van twee objecten die bovendien zijn gelegen in gebieden van verschillende waterschappen. Vanuit beide objecten wordt afvalwater geloosd, waarvoor een waterschap een voorziening moet treffen. Eiser heeft per object een aanslag ontvangen. Omdat aan eiser per object een aanslag zuiveringsheffing is opgelegd is geen sprake van dubbele heffing. Daarvan is immers eerst sprake indien per object (woning) meerdere aanslagen zijn opgelegd. Hiervan is in casu geen sprake. Ook het feit dat eiser geen ingezetene is van het hoogheemraadschap en derhalve geen invloed kan uitoefenen op bijvoorbeeld de wijze van heffen, omdat hij niet kan stemmen, doet niet af aan de belastingplicht.
(…)
12. Ook eisers standpunt dat de zuiveringsheffing een retributie is en derhalve niet hoger mag uitvallen dan de kosten die worden gemaakt om zijn afgevoerde water te zuiveren leidt niet tot een ander oordeel.
De rechtbank overweegt als volgt. De zuiveringsheffing kent een opbrengstlimiet. Dit betekent dat het waterschap de opbrengsten van de zuiveringsheffing slechts besteedt ter bekostiging van zijn zuiveringstaak. Zuiveringskosten zijn al die kosten die samenhangen met de uitvoering van de zuiveringstaak, ofwel die kosten die samenhangen met het brengen van stoffen op een riolering of op een zuiveringstechnisch werk. Naast de kosten gemoeid met de bouw en exploitatie van zuiveringstechnische werken betreft het tevens de kosten gemoeid met planvorming, beheersing van [de] afvoer op de riolering (onder andere vergunningverlening en handhaving), het vastleggen, opleggen en de invordering van de zuiveringsheffing, bestuur en externe communicatie alsmede de samenwerking met gemeenten in de afvalwaterketen. Dit betekent dat de opbrengstlimiet slechts geldt ten aanzien van het totaal van de kosten en heffingen binnen het waterschap. Eisers stelling ziet slechts op voor hem gemaakte kosten zodat aan dit punt voorbij gegaan kan worden.
13. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aanslag zuiveringsheffing voor 2015 terecht en naar het juiste tarief is opgelegd. Het beroep is ongegrond.”