ECLI:NL:GHAMS:2018:532

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
16 februari 2018
Zaaknummer
23-000620-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd door supporters in Ajax supportershome

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1964, was betrokken bij een incident van openlijk geweld in het supportershome van Ajax. Het hof heeft het verweer van de verdachte verworpen, dat hij geen opzet had op geweld. Tijdens de zitting zijn camerabeelden bekeken die het handelen van de verdachte toonden, waarbij hij een andere persoon bij de keel vastpakte en wegduwde. Het hof oordeelde dat dit handelen niet anders kon worden geïnterpreteerd dan als opzettelijk geweld. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 100 uren, met een alternatieve hechtenis van 50 dagen. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de cumulatie van niet-vrijheidsbenemende sancties toegestaan, ondanks dat het totaal aantal uren taakstraf het maximum overschrijdt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd voor het overige, met inachtneming van de gewijzigde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000620-16
datum uitspraak: 16 februari 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-707097-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
(post)adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de straf, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.
Daarnaast zal het hof ten aanzien van de bewijsbeslissing de gronden aanvullen.

Bewijs

Het hof vult de gronden bij de bewijsbeslissing aan als volgt.
Bewijsmiddel 1
Het hof vult het bewijsmiddel 1 van de rechtbank (p. 3, laatste alinea) aan met het volgende.
“Vervolgens zag ik dat [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) achter de man aan bleef lopen en hier de man vastpakte bij zijn keel. Ik zag dat [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) de man vervolgens met flinke kracht richting de ingang van het home duwde.”
Bewijsmiddel 3
Het hof vult het bewijsmiddel 3 van de rechtbank (p. 4, onder 3) aan met de eigen waarneming van het hof gedaan ter terechtzitting in hoger beroep op 2 februari 2018, inhoudende:
“de persoon op de camerabeelden herkenbaar als zijnde de verdachte pakt met beide handen een andere, onbekend gebleven, persoon vast bij de keel en duwt hem weg. De andere persoon doet niets en loopt weg.”

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort gezegd – betoogd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op geweld en dat de verdachte derhalve van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Het optreden van de verdachte was er louter op gericht om de in het supportershome uitgebroken vechtpartij te de-escaleren. Daar komt bij dat niemand aangifte heeft gedaan van enig strafbaar feit en dat degene die kennelijk met harde hand uit het honk is verwijderd zich kennelijk ook geen slachtoffer heeft gevoeld.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de beelden die ter terechtzitting in hoger beroep zijn bekeken en die zich in het dossier bevinden blijkt dat het handelen van de verdachte niet anders kan worden geïnterpreteerd dan als het opzettelijk toepassen van geweld tegen een onbekend gebleven persoon. Deze persoon is door meerdere mensen, waaronder de verdachte, belaagd, geduwd en getrokken. Ook is duidelijk te zien dat de verdachte deze persoon met beide handen bij de keel vastpakt en wegduwt.
Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Zij hebben een daar aanwezige persoon met kracht geduwd, geschopt, geslagen en gestompt. De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die persoon. Dergelijke misdrijven versterken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 januari 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor een delict waarbij geweld is gebruikt, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Bij openlijke geweldpleging wordt als oriëntatiepunt gehanteerd dat een taakstraf voor de duur van 150 uren wordt opgelegd.
Het hof houdt, in het voordeel van de verdachte, rekening met het tijdsverloop in deze zaak, nu het feit inmiddels dateert van bijna twee jaar geleden.
Voorts houdt het hof er rekening mee dat art. 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is. Het hof is, anders dan de raadsman heeft betoogd, van oordeel dat artikel 63 Sr er niet aan in de weg staat dat – naast de bij vonnis van 17 oktober 2017 van de rechtbank Amsterdam aan de verdachte opgelegde taakstraf van 240 uren – thans voor het in deze zaak bewezen verklaarde feit eveneens een taakstraf wordt opgelegd. De omstandigheid dat hierdoor het ingevolge beide veroordelingen totaal aantal opgelegde uren taakstraf het in artikel 22c Sr genoemde maximum van 240 overstijgt, doet hieraan niet af. Het hof is van oordeel dat in gevallen als het onderhavige het op grond van artikel 63 Sr toepasselijke artikel 57 Sr de cumulatie van niet-vrijheidsbenemende sancties niet beperkt.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Ruige, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van
mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 februari 2018.
Mrs. Ruige en Van Ginhoven zijn buiten staat om dit arrest mede te ondertekenen.
[…]