ECLI:NL:GHAMS:2018:5239
Gerechtshof Amsterdam
- Verwijzing na Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake faillietverklaring van een natuurlijke persoon na verwijzing door de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad inzake de faillietverklaring van [appellant]. De rechtbank Rotterdam had op 19 september 2017 het verzoek van de Coöperatieve Rabobank U.A. tot faillietverklaring van [appellant] toegewezen. Dit vonnis werd door het gerechtshof Den Haag op 24 oktober 2017 vernietigd, waarna de Hoge Raad op 25 mei 2018 het arrest van het gerechtshof Den Haag vernietigde en de zaak ter verdere behandeling verwees naar het Gerechtshof Amsterdam. Tijdens de zitting op 10 juli 2018 heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de Rabobank werd vertegenwoordigd door haar advocaat. De curator in het faillissement was niet verschenen, maar had wel verslag gedaan van de situatie.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de Hoge Raad zijn vermeld en heeft beoordeeld of het vonnis van de rechtbank Rotterdam vernietigd moest worden. Het hof concludeert dat niet is voldaan aan het pluraliteitsvereiste voor faillietverklaring, aangezien [appellant] inmiddels aan alle schuldeisers, behalve de Rabobank, heeft voldaan. De Rabobank betoogde dat er nog een vordering van de curator was, maar het hof verwierp dit argument. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees het verzoek tot faillietverklaring af, waarbij het de kosten van het faillissement ten laste van [appellant] bracht. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een termijn van acht dagen gesteld voor het instellen van beroep in cassatie.