Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij op of omstreeks 11 oktober 2016 te Amsterdam, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, Olympiaplein, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
hij op of omstreeks 6 december 2016 te Amsterdam, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, Droogbak, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
Vonnis waarvan beroep
Bewijsmotivering
De verdachte is op 5 oktober 2016 aangehouden voor rijden met een geschorst rijbewijs. Verdachte was tot die aanhouding niet op de hoogte van de schorsing. Vervolgens is de verdachte op 11 oktober 2016 wederom aangehouden voor rijden zonder rijbewijs. Bij deze aanhouding verklaarde de verdachte op de hoogte te zijn van de schorsing van zijn rijbewijs. Kort na 11 oktober is de verdachte door zijn moeder telefonisch op de hoogte gesteld van de sepotbrief die betrekking had op de staandehouding op 5 oktober 2016. Op 6 december 2016 is de verdachte wederom aangehouden voor rijden terwijl zijn rijbewijs geschorst was. De verdachte heeft verklaard door de sepotbrief ervan uit te zijn gegaan dat hij weer mocht rijden. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte door de ontvangst van de sepotbrief niet had mogen aannemen dat hij weer mocht rijden. De verdachte had op zijn minst beter onderzoek moeten doen naar de inhoud van de sepotbrief nu deze hem enkel telefonisch was medegedeeld. Het hof is van oordeel dat de verdachte ook met betrekking tot het feit van 6 december 2016 ten minste redelijkerwijs had moeten weten dat de geldigheid van zijn rijbewijs geschorst was. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Bewezenverklaring
hij op 11 oktober 2016 te Amsterdam, terwijl hij wist dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een categorie van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, Olympiaplein, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
hij op 6 december 2016 te Amsterdam, terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een categorie van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, Droogbak, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Strafbaarheid van de verdachte
Oplegging van straffen
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Vordering tenuitvoerlegging
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
geldboetevan
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
geldboetemag worden voldaan in
12 (twaalf) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 125,00 (honderdvijfentwintig euro).
1 (één) week.