ECLI:NL:GHAMS:2018:5230

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
22 oktober 2021
Zaaknummer
23-002102-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en overtreding van een verwijderingsbevel in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van mishandeling en het niet naleven van een door de burgemeester gegeven verwijderingsbevel. De mishandeling vond plaats op 9 maart 2016, waarbij de verdachte het slachtoffer, [slachtoffer], tegen het hoofd sloeg. Daarnaast heeft de verdachte zich meerdere keren niet gehouden aan een verwijderingsbevel, dat hem verbood zich in het centrum van Amsterdam op te houden. Dit bevel was gegeven om overlast te voorkomen in verband met straathandel in (nep)drugs. De verdachte heeft in hoger beroep zijn verweer gevoerd, maar het hof heeft de eerdere veroordeling bevestigd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. Tevens is de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte € 364,52 moet betalen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002102-17
Datum uitspraak: 9 maart 2018
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-064880-16 (hierna: zaak A) en 13-071297-17 (hierna: zaak B) en 13-071632-17 (hierna: zaak C) en 13-072260-17 (hierna: zaak D) en 13-072863-17 (hierna: zaak E) en 13-078250-17 (hierna: zaak F) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland 1]) op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 februari 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A:
hij op of omstreeks 9 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door opzettelijk die [slachtoffer] tegen het gezicht en/of hoofd te slaan en/of te stompen en/of te duwen.
Zaak B (gevoegd):
hij op of omstreeks 16 april 2017 te 01.25 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 - Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak C (gevoegd):
hij op of omstreeks 17 april 2017 te 10:40 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak D (gevoegd):
hij op of omstreeks 18 april 2017 te 05:15 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak E (gevoegd):
hij op of omstreeks 18 april 2017 te 23.54 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak F (gevoegd):
hij op of omstreeks 27 april 2017 te 22:20 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied Centrum, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering en het hof tot een andere beslissing komt inzake de vordering van de benadeelde partij.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A, B, C, D, E en F ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 9 maart 2016 te Amsterdam, [slachtoffer] heeft mishandeld door opzettelijk die [slachtoffer] tegen het hoofd te slaan.
Zaak B:
hij op 16 april 2017 te 01.25 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 - Centrum, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak C:
hij op 17 april 2017 te 10:40 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 - Centrum, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak D:
hij op 18 april 2017 te 05:15 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 - Centrum, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak E:
hij op 18 april 2017 te 23.54 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 - Centrum, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Zaak F:
hij op 27 april 2017 te 22:20 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 - Centrum, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Hetgeen in de zaak A, B, C, D, E en F meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A, B, C, D, E en F bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer B, C, D, E, en F bewezen verklaarde levert op:
telkens:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak A, B, C, D, E en F bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder A, B, C, D, E en F bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van het voorarrest
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op de openbare weg schuldig gemaakt aan mishandeling. De verdachte sloeg het slachtoffer nadat hij geen gehoor had gegeven aan de wens van het slachtoffer om weg te gaan, toen hij tegen haar voordeur aan het plassen was. Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar pijn toegebracht. Daarnaast dragen feiten als de onderhavige, waarbij geweld in het openbaar wordt aangewend, bij aan een gevoel van onveiligheid.
Voorts heeft de verdachte zich een aantal maal schuldig gemaakt aan het overtreden van een hem door de burgemeester gegeven verwijderingsbevel door zich in het centrum van Amsterdam op te houden, terwijl hij wist dat hij daar niet mocht zijn. De naleving van dit soort bevelen is van belang voor de algemene veiligheid en de openbare orde. Zo’n bevel wordt gegeven om de onaanvaardbaar hoge overlast van en rond straathandel in (nep)drugs in bepaalde gebieden van Amsterdam tegen te gaan. Overtreding van dit verbod draagt bij aan gevoelens van onveiligheid. Daarnaast getuigt dit gedrag van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 februari 2018 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 364,52. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep gedeeltelijk, te weten tot een bedrag van € 150,-, toegewezen. De politierechter heeft het meergevorderde afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak A bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voorts is de vordering niet betwist. De verdachte is derhalve tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 184 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak A (met parketnummer
13-064880-16) en in de zaak B (met parketnummer 13-071297-17) en in de zaak C (met parketnummer 13-071632-17) en in de zaak D (met parketnummer 13-072260-17) en in de zaak E (met parketnummer 13-072863-17) en in de zaak F (met parketnummer 13-078250-17) ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-064880-16 en in de zaak met parketnummer 13-071297-17 en in de zaak met parketnummer 13-071632-17 en in de zaak met parketnummer 13-072260-17 en in de zaak met parketnummer 13-078250-17 en in de zaak met parketnummer 13-072863-17 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-064880-16 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 364,52 (driehonderdvierenzestig euro en tweeënvijftig cent) bestaande uit € 14,52 (veertien euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 350,00 (driehonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
9 maart 2016.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-064880-16 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 364,52 (driehonderdvierenzestig euro en tweeënvijftig cent) bestaande uit € 14,52 (veertien euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 350,00 (driehonderdvijftig euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
9 maart 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. P.H.M. Kuster, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
9 maart 2018.
mr. P.H.M. Kuster is buiten staat dit arrest te ondertekenen.