ECLI:NL:GHAMS:2018:5174
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opleggen dwangakkoord in faillissementsrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de appellante in haar verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord. De appellante had eerder bij de rechtbank Amsterdam een verzoek ingediend om de Belastingdienst te dwingen in te stemmen met een dwangakkoord, maar dit verzoek was afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat de appellante niet te goeder trouw was geweest met betrekking tot de schuld aan de Belastingdienst, die voortkwam uit te veel ontvangen kinderopvangtoeslag. In hoger beroep heeft de appellante haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij sinds 2012 in een ambulante doorstroomwoning woont en leeft van een bijstandsuitkering. Ze heeft verschillende medische aandoeningen en is onder bewind gesteld vanwege haar financiële situatie. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling had ingetrokken, waardoor zij ontvankelijk was in haar hoger beroep. Het hof heeft echter geoordeeld dat het aanbod van de appellante aan de Belastingdienst niet het uiterste was waartoe zij financieel in staat was, en dat de Belastingdienst in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.