ECLI:NL:GHAMS:2018:506
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om vergoeding rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, die op 28 augustus 2017 een verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand had afgewezen. De appellant, geboren in 1987, had verzocht om een vergoeding van € 605,00 voor kosten die hij had gemaakt in verband met rechtsbijstand in een strafzaak. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de zaak was geseponeerd, het gelet op de inhoud van het dossier in de lijn der verwachting lag dat de strafrechter tot een veroordeling zou zijn gekomen. Het hof oordeelt echter dat dit oordeel zonder nadere motivering in strijd is met de onschuldpresumptie.
Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de advocaat-generaal en de advocaat van appellant gehoord. Appellant was niet verschenen. Het hof oordeelt dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en dat het verzoek ook tijdig is ingediend. De strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en kent aan appellant een vergoeding toe van € 1.314,00, bestaande uit € 484,00 voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en € 830,00 voor kosten van rechtsbijstand in verband met het verzoekschrift. Het hof wijst het meer of anders verzochte af en beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.