ECLI:NL:GHAMS:2018:505
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van kosten van rechtsbijstand in hoger beroep na seponering van strafzaak
In deze zaak gaat het om een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand door appellant, die in een strafzaak was betrokken. Het verzoek is ingediend na de seponering van de strafzaak, die op 23 maart 2017 had plaatsgevonden wegens onvoldoende bewijs. Appellant had een hennepplantage in een door hem gehuurde woning, maar verklaarde dat hij niets van de hennepkwekerij afwist. De rechtbank had het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand afgewezen, omdat appellant geen volledige openheid van zaken had gegeven. Het hof heeft het hoger beroep op 9 februari 2018 behandeld. Appellant was niet verschenen, maar het hof heeft de advocaat-generaal en de advocaat van appellant gehoord. Het hof oordeelde dat appellant de noodzaak van rechtsbijstand over zichzelf had afgeroepen en dat er geen gronden van billijkheid waren voor vergoeding van de kosten in de strafzaak. Echter, het hof oordeelde dat het verzoek tot forfaitaire vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure niet automatisch afgewezen kon worden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een vergoeding van € 830,00 toegekend aan appellant, terwijl het overige verzoek werd afgewezen.