ECLI:NL:GHAMS:2018:502
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding voor rechtsbijstand in strafzaak na sepot
In deze zaak gaat het om een verzoekschrift tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in het kader van een strafzaak. De appellante, geboren in 1989, heeft op 8 juni 2017 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 15 mei 2017. Het verzoek betreft een schadevergoeding van € 363,00 voor gemaakte kosten in verband met rechtsbijstand in de strafzaak met parketnummer 15-118336-14. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 26 en 27 mei 2014 voerde Greenpeace actie tegen een olieboorplatform in IJmuiden, waarbij de appellante zich aan het platform vastketende. Na een noodbevel van de burgemeester werden de actievoerders aangehouden. De appellante werd gedagvaard, maar de zaak werd uiteindelijk geseponeerd. De rechtbank had het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat zij oordeelde dat de appellante de verdenking aan zichzelf te wijten had. Het hof heeft echter geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van de kostenvergoeding, aangezien de strafzaak zonder oplegging van straf of maatregel is geëindigd. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en een totale vergoeding van € 735,00 toegekend aan de appellante, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand voor zowel de strafzaak als het verzoekschrift. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2018.