ECLI:NL:GHAMS:2018:5017

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-000883-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en diefstal door middel van babbeltruc gericht op kwetsbare slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van meerdere feiten van oplichting en diefstal, waarbij hij gebruik maakte van een babbeltruc om bankpassen en pincodes van hoogbejaarde slachtoffers te ontvreemden. De verdachte heeft op verschillende data in november 2017, samen met anderen, geprobeerd om door middel van valse hoedanigheden en listige kunstgrepen, slachtoffers te bewegen tot de afgifte van hun bankpas en pincode. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de oplichting van meerdere slachtoffers, waarbij aanzienlijke bedragen zijn gepind van hun rekeningen. De rechtbank had eerder een jeugddetentie opgelegd, maar het hof heeft besloten het meerderjarigenstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De verdachte is vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat het hof onvoldoende bewijs achtte voor zijn betrokkenheid bij bepaalde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000883-18
datum uitspraak: 18 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 maart 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-741280-17, 13-741040-17 (TUL) en 13-684259-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
(zaak 1)
hij op of omstreeks 13 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] te bewegen tot de afgifte van een bankpas en/of de bijbehorende pincode, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, voornoemde [slachtoffer 1] heeft opgebeld waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich (daarbij) heeft/hebben voorgedaan als bonafide manager en/of bezorger van een bezorgdienst en/of zich met een pakket naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben begeven en/of voornoemde [slachtoffer 1] gevraagd of hij een pasje had en/of tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij niet contant kon betalen;
2 primair:
(zaak 2)
hij op of omstreeks 12 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een bankpas en/of de daarbij bijbehorende pincode, door zich naar de woning van voornoemde [slachtoffer 2] te begeven en/of door zich voor te doen als bonafide bezorger van een pakketje en/of door voornoemde [slachtoffer 2] om zijn pinpas en/of pincode te vragen en/of door voornoemde [slachtoffer 2] een apparaat/telefoon voor te houden waarop de pincode van voornoemde [slachtoffer 2] stond en/of door aan voornoemde [slachtoffer 2] te vragen of de pincode klopte en/of door de pinpas van voornoemde [slachtoffer 2] om te wisselen;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 12 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een geld/pinautomaat) heeft weggenomen een geldbedrag (van in totaal 1250,- euro), geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 2] en/of de ING bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die geld/pinautomaat heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
2 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2017 tot en met 13 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een bankpas (ten name van [slachtoffer 2]) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3:
(zaak 3)
hij op of omstreeks 8 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een bankpas en/of de daarbij bijbehorende pincode, door zich naar de woning van voornoemde [slachtoffer 3] te begeven en/of door zich voor te doen als bonafide bezorger van een pakketje en/of door tegen voornoemde [slachtoffer 3] te zeggen dat hij moest pinnen en/of door een apparaat/telefoon voor de pinpas van voornoemde [slachtoffer 3] te houden en/of door de pinpas van voornoemde [slachtoffer 3] om te wisselen;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 8 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een geld/pinautomaat) heeft weggenomen een geldbedrag (van in totaal 1250,- euro), geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 3] en/of de ING bank, in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die geld/pinautomaat heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
4:
(zaak 12)
hij op of omstreeks 8 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een pinpas en/of de daarbij bijhorende pincode, door voornoemde [slachtoffer 4] op te bellen en/of te melden dat een pakket voor haar klaar lag en/of door aan voornoemde [slachtoffer 4] aan te bieden om het pakket op haar woonadres te bezorgen en/of door zich met een pakket naar de woning van voornoemde [slachtoffer 4] te begeven en/of door voornoemde [slachtoffer 4] te melden dat de kosten 70 cent waren en/of door een mobiele telefoon aan voornoemde [slachtoffer 4] voor te houden en/of door aan voornoemde [slachtoffer 4] te melden dat ze haar pincode in de mobiele telefoon moest intoetsen en/of door de bankpas van voornoemde [slachtoffer 4] te pakken om de gegevens te controleren en/of (vervolgens) door die bankpas van voornoemde [slachtoffer 4] om te wisselen;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 8 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een geld/pinautomaat) heeft weggenomen een geldbedrag (van in totaal 1250,- euro), geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 4] en/of de ING bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die geld/pinautomaat heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
5:
(zaak 13)
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een pinpas en/of de daarbij bijbehorende pincode, door voornoemde [slachtoffer 5] op te bellen en/of te melden dat een pakket voor haar klaar lag en/of door voornoemde [slachtoffer 5] aan te bieden om het pakket voor 50 cent bij haar te bezorgen en/of door zich met een pakket naar de woning van voornoemde [slachtoffer 5] te begeven en/of door voornoemde [slachtoffer 5] te vragen om 50 cent te pinnen en/of door voornoemde [slachtoffer 5] een apparaat voor te houden om de pincode in te toetsen en/of door aan voornoemde [slachtoffer 5] te melden dat de pinpas onder het apparaat gehouden moest worden en/of (vervolgens) door die bankpas van voornoemde [slachtoffer 5] om te wisselen;
en/of
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een geld/pinautomaat) heeft weggenomen een geldbedrag (van 500,- euro), geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 5] en/of de ABN-Amrobank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die geld/pinautomaat heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde

Het hof is – met de rechtbank, de advocaat-generaal en de raadsman – van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de onder 2 primair ten laste gelegde oplichting en diefstal, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft ten aanzien van alle tenlastegelegde (poging tot) oplichtingsfeiten vrijspraak bepleit bij gebreke van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte bij de feiten. Meer in het bijzonder toegespitst per feit heeft de raadsman daartoe het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Er zijn dactyloscopische sporen van (onder meer) de verdachte op het aan aangever [slachtoffer 3] aangeboden pakket aangetroffen. Daarnaast is de verdachte herkend als de persoon die met de pinpas van de aangever € 250,- heeft gepind. Daarmee is echter onvoldoende bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking bij de oplichting. Over het pinnen heeft de verdachte verklaard dat hij door een vriend was gevraagd om te pinnen en dat hij niet in de gaten had dat hij met een gestolen pinpas geld uit de automaat haalde.
Bij gebrek aan het vereiste opzet dient de verdachte ook van de diefstal met valse sleutel te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
In het dossier blijkt niets van betrokkenheid van de verdachte bij de oplichting of de voorbereiding daarvan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Op de doos zijn dactyloscopische sporen van (onder meer) de verdachte aangetroffen. Wederom geldt dat dit gegeven op zich onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het medeplegen te komen, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat zich onvoldoende bewijs bevindt in het dossier dat de verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan de oplichting. De verdachte wordt van dat deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Ten aanzien van de gekwalificeerde diefstal heeft de verdachte verklaard dat de kennis met wie hij op stap was hem vroeg om te pinnen en hem hiervoor een pas en een pincode gaf. De verdachte wist niet van wie de pas was. Hij heeft zich er ook niet van vergewist op wiens naam die pas was gesteld, ook niet nadat hij die kennis kort daarvoor bij een andere pinautomaat in de buurt had zien pinnen. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard dat hij zelf nooit zijn pinpas uitleent en zijn pincode aan anderen geeft. Onder die omstandigheden heeft de verdachte in elk geval bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de pas waarmee hij geld opnam van misdrijf afkomstig was en dat hij zich daarmee schuldig maakte aan diefstal met een valse sleutel. De verdachte heeft daarom minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op de gekwalificeerde diefstal.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat zich onvoldoende bewijs bevindt in het dossier dat de verdachte een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan de oplichting. De verdachte wordt van dat deel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
De dactyloscopische sporen van de verdachte bevonden zich zowel op de buitenkant van de doos, als op enkele voorwerpen in de doos. De verdachte heeft verklaard dat hij na de gebeurtenissen op 8 november 2017 waar de verdachte en de kennis in korte tijd vier keer bedragen hebben gepind nadat de kennis een pakket had afgeleverd, wist dat het om ‘iets fouts’ ging. Op 11 november 2017 – de dag dat de onder 5 ten laste gelegde oplichting plaatsvond – ontmoette de verdachte dezelfde kennis opnieuw. De kennis heeft de verdachte toen gevraagd of hij snel geld wilde verdienen door hem te helpen met het inpakken van een pakketje met een chocoladereep, pepernoten en een kaars. Daarbij vroeg die kennis de verdachte om later opnieuw te pinnen, waarbij de verdachte een gedeelte van het geld zou krijgen, aldus de verdachte. Door het helpen inpakken van het pakketje met een onmiskenbaar dubieuze inhoud en het na afloop pinnen (met de buit gemaakte pinpas), waarbij de verdachte een gedeelte van het gepinde geld heeft gekregen, heeft de verdachte, wetende dat het afleveren van pakketten gevolgd door de pinopnames “fout” was, een voldoende significante bijdrage geleverd aan de oplichting.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 13 november 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] te bewegen tot de afgifte van een bankpas en de bijbehorende pincode, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid met zijn mededaders, voornoemde [slachtoffer 1] heeft opgebeld waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich daarbij hebben voorgedaan als bonafide manager en bezorger van een bezorgdienst en de verdachte zich met een pakket naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] heeft begeven.
2 subsidiair:
hij op 13 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een bankpas ten name van [slachtoffer 2] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
3:
hij op tijdstippen op 8 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal 1250,- euro, toebehorend aan [slachtoffer 3], waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s) dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
4:
hij op tijdstippen op 8 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal 1250,- euro, toebehorend aan [slachtoffer 4], waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s) dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
5:
hij op 11 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pinpas en de daarbij bijbehorende pincode, door voornoemde [slachtoffer 5] op te bellen en te melden dat een pakket voor haar klaar lag en door voornoemde [slachtoffer 5] aan te bieden om het pakket voor 50 cent bij haar te bezorgen en door zich met een pakket naar de woning van voornoemde [slachtoffer 5] te begeven en door voornoemde [slachtoffer 5] te vragen om 50 cent te pinnen en door voornoemde [slachtoffer 5] een apparaat voor te houden om de pincode in te toetsen en door aan voornoemde [slachtoffer 5] te melden dat de pinpas onder het apparaat gehouden moest worden en vervolgens door die bankpas van voornoemde [slachtoffer 5] om te wisselen
en
hij op 11 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 500,- euro, toebehorend aan [slachtoffer 5], waarbij hij, verdachte en zijn mededader(s) dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Hetgeen onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van poging tot oplichting.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.
Het onder 3 en 4 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

Oordeel van de rechtbank en standpunten van partijen
De rechtbank Amsterdam heeft het jeugdstrafrecht toegepast en de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 (poging oplichting), 2 subsidiair (opzetheling), en 3, 4 en 5 (telkens: oplichting en gekwalificeerde diefstal) bewezen verklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en meewerken aan diagnostisch onderzoek en aan een Cognitieve Vaardigheden (CoVa)-training.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast en de verdachte voor het onder 1 (poging oplichting), 2 subsidiair (opzetheling), 3 en 4 (telkens: gekwalificeerde diefstal, maar géén oplichting) en 5 (oplichting en gekwalificeerde diefstal) ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf, waarvan 1 maand voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde een meldplicht.
De raadsman heeft bepleit dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en dat een lagere straf wordt opgelegd dan de rechtbank heeft gedaan.
Oordeel van het hof ten aanzien van het adolescentenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten achttien jaar oud, zodat in beginsel het reguliere (meerderjarigen)strafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c wetboek van Strafrecht
is het mogelijk om op grond van de persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. In de onderhavige zaak is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot toepassing van het jeugdstrafrecht. Integendeel, gebleken is van contra-indicaties hiervoor. De verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 september 2018 (hierna: zijn strafblad) al meerdere keren veroordeeld voor onder meer gewelds- en vermogensdelicten, waaronder meerdere keren tot (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Daarnaast is pedagogische beïnvloeding onvoldoende mogelijk gebleken en ziet de jeugdreclassering geen mogelijkheden meer voor begeleiding van de verdachte, zoals ook blijkt uit onder meer het advies van Reclassering Nederland van 15 februari 2018. Het hof ziet in deze omstandigheden geen enkel aanknopingspunt om over te gaan tot toepassing van het jeugdstrafrecht en zal daarom het meerderjarigenstrafrecht toepassen.
Oordeel van het hof ten aanzien van de op te leggen straf
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft – samen met (een) ander(en) – op doortrapte wijze door middel van een babbeltruc de bankpas en de bijbehorende pincode van een hoogbejaard en kwetsbaar slachtoffer ontvreemd. Vervolgens heeft hij met de gestolen bankpas en de ontfutselde pincode geldbedragen opgenomen (gepind) van de rekening van het slachtoffer.
De verdachte heeft een ander slachtoffer op dezelfde manier proberen op te lichten. Dat deze oplichting niet is geslaagd, vindt zijn oorzaak enkel in het feit dat dit slachtoffer op tijd onraad rook en de politie tijdig heeft kunnen inschakelen en deze de oplichting – door aanhouding van de verdachte – heeft weten te voorkomen.
Van twee andere slachtoffers, die kort daarvoor slachtoffer waren geworden van een zelfde babbeltruc, heeft de verdachte geld gestolen van hun rekening door met de gestolen pinpas en ontfutselde pincode geld op te nemen. De verdachte en zijn mededader(s) hebben zich bij de oplichting (en bij de poging daartoe) voorgedaan als pakketbezorger en hebben op deze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij in die hoedanigheid van het slachtoffer wisten te winnen. Bij de pintransacties zijn aanzienlijke bedragen opgenomen.
De verdachte en zijn mededader(s) hebben bij het plegen van deze feiten kennelijk doelbewust kwetsbare slachtoffers geselecteerd; allen waren hoogbejaard. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij niet wist dat het om oudere slachtoffers ging, maar die verklaring acht het hof niet aannemelijk. Ook voor de verdachte moet duidelijk zijn geweest dat een babbeltruc geen of nauwelijks kans van slagen heeft bij een weerbaar (jonger) persoon. Het selecteren van slachtoffers op hoge leeftijd rekent het hof de verdachte zwaar aan nu deze kwetsbare groep doorgaans in toenemende mate van de zorg van anderen afhankelijk is en derhalve genoodzaakt is om op anderen te vertrouwen, wat ook is gebleken uit enkele aangiften. De verdachte heeft louter uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft zich niet bekommerd om de uitwerking van zijn handelen op de kwetsbare slachtoffers. Eveneens weegt het hof mee dat de (poging) oplichting bij de slachtoffers bij de voordeur en/of in hun woning heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft bij de slachtoffers het gevoel van veiligheid in en rond hun huis daarmee ernstig aangetast. Deze feiten rechtvaardigen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. Het hof zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen, teneinde de verdachte er van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Blijkens zijn strafblad is de verdachte reeds een aantal keer eerder ter zake van onder meer gekwalificeerde diefstallen en opzetheling onherroepelijk veroordeeld. Deze recidive weegt het hof in strafverzwarende zin mee.
Gelet op de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de recidive van de verdachte acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde straf te laag. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier voorwaardelijk, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 100.150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 900,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
Het hof heeft geconstateerd dat de machtiging van de benadeelde partij aan [naam] niet voldoet aan de eisen van de wet, nu de machtiging niet is ondertekend door de volmachtgever, maar door de gemachtigde zelf. Om die reden kunnen de erfgenamen van de benadeelde partij – die inmiddels is overleden – reeds niet in de vordering worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 311, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-684259-15

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2016 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-741040-17

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2017 opgelegde voorwaardelijke één maand jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 8 november 2017.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 december 2016, parketnummer 13-684259-15, te weten van:
jeugddetentievoor de duur van
1 (één) maand.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2017, parketnummer 13-741040-17, te weten van:
jeugddetentievoor de duur van
1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 oktober 2018.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000883-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 18 oktober 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. A.M. Kengen, raadsheer,
mr. M.A.T. van Willigen, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.C.A. Bakker, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.