In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van de diefstal van een bromfiets op 7 november 2017 in Hoofddorp. De tenlastelegging stelde dat de verdachte samen met anderen de bromfiets had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Tijdens de rechtszitting in hoger beroep op 4 oktober 2018 zijn camerabeelden gepresenteerd die de diefstal zouden tonen. Twee verbalisanten verklaarden de verdachte te hebben herkend op deze beelden. Het hof oordeelde echter dat de kwaliteit van de camerabeelden onvoldoende was om tot een betrouwbare herkenning te komen. Het hof benadrukte dat de bewijswaarde van een proces-verbaal van een politieambtenaar in samenhang met ander bewijs moet worden beoordeeld. Aangezien er geen andere aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, kwam de herkenning door de verbalisanten niet tot de vereiste bewijskracht. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.
Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg een schadevergoeding had gevorderd van € 2.663,00, waarvan € 1.950,00 was toegewezen. Aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden, verklaarde het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.