ECLI:NL:GHAMS:2018:5016

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-002468-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van scooterdiefstal door onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van de diefstal van een bromfiets op 7 november 2017 in Hoofddorp. De tenlastelegging stelde dat de verdachte samen met anderen de bromfiets had weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. Tijdens de rechtszitting in hoger beroep op 4 oktober 2018 zijn camerabeelden gepresenteerd die de diefstal zouden tonen. Twee verbalisanten verklaarden de verdachte te hebben herkend op deze beelden. Het hof oordeelde echter dat de kwaliteit van de camerabeelden onvoldoende was om tot een betrouwbare herkenning te komen. Het hof benadrukte dat de bewijswaarde van een proces-verbaal van een politieambtenaar in samenhang met ander bewijs moet worden beoordeeld. Aangezien er geen andere aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, kwam de herkenning door de verbalisanten niet tot de vereiste bewijskracht. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg een schadevergoeding had gevorderd van € 2.663,00, waarvan € 1.950,00 was toegewezen. Aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden, verklaarde het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002468-18
datum uitspraak: 18 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-031555-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 november 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bromfiets ( met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kinderrechter.

Standpunten van partijen

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.
De raadsman heeft eveneens bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

In de onderhavige zaak zijn beeldopnames gemaakt waarop de diefstal van de scooter te zien zou zijn. Twee verbalisanten hebben verklaard de verdachte ambtshalve te hebben herkend als een van de personen die zichtbaar is op beelden van de diefstal van de scooter.
Het hof stelt voorop dat aan de mededelingen van een politieambtenaar gedaan in een proces-verbaal over hetgeen hij in het kader van de opsporing heeft waargenomen en ondervonden een sterke bewijskracht toekomt. Dit uitgangspunt is neergelegd in artikel 344, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dat neemt niet weg dat de bewijswaarde van de inhoud van zo’n proces-verbaal pas in samenhang met de inhoud van het overige gepresenteerde bewijs kan worden beoordeeld.
Bij de beoordeling van herkenningen staat voorts voorop dat de bepaling van de waarde en betekenis ervan in een brede context plaatsvindt. Dit is inherent aan het karakter van een herkenning. Het gaat daarbij immers om een niet – althans niet volledig – rationeel proces dat zich slechts door reconstructie achteraf laat ontleden en verantwoorden.
Zoals al eerder door dit hof is uitgemaakt kan worden geconcludeerd dat verschillende elementen een rol spelen bij een herkenning, waarbij steeds sprake is van een ‘holistisch’ proces, dat naar zijn aard moeilijk in objectief verifieerbare elementen is op te delen. Een van de factoren die de betrouwbaarheid van een herkenning positief kunnen beïnvloeden, is de mate van bekendheid met de waargenomen persoon of waargenomen personen. Hoe meer men van de betrokken persoon of personen een beeld heeft, des te minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Daarbij geldt dat de op basis van uiterlijke kenmerken gebaseerde kennis waardevoller is, als deze is ontstaan en gevormd bij ontmoetingen in persoon, dan wanneer deze van een foto of andere beelden afkomstig is.
Daarnaast kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat een herkenning die steun vindt in andere – meer objectieve – bewijsmiddelen, aan waarde wint.
Het hof heeft de beelden ter terechtzitting bekeken. Het hof oordeelt dat de camerabeelden van onvoldoende kwaliteit zijn om tot een betrouwbare herkenning te kunnen komen. Nu het dossier geen andere aanwijzingen bevat voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde diefstal, komt aan de herkenning van de verdachte door verbalisanten onvoldoende bewijskracht toe. Daaraan kan niet afdoen dat de verbalisanten verdachte kenden uit eerdere politiecontacten. Het voorgaande betekent dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het hem tenlastegelegde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.663,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.950,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. A.M. Kengen en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 oktober 2018.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002468-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 18 oktober 2018.
Tegenwoordig zijn:
mr. A.M. Kengen, raadsheer,
mr. M.A.T. van Willigen, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.C.A. Bakker, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.