4.1.De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil in eerste aanleg het volgende overwogen en beslist:
“8. Vaststaat dat eiser op 15 mei 2014 een aanvraag voor een bouwvergunning heeft ingediend en het college deze in behandeling heeft genomen. Het belastbare feit heeft zich dus voorgedaan.
9. De rechtbank heeft in haar onder 2 hiervoor aangehaalde uitspraak geoordeeld dat het college terecht de uitgebreide voorbereidingsprocedure heeft gevolgd. Van een ontoereikende juridische grondslag is de rechter in die uitspraak niet gebleken. Derhalve dient er (vooralsnog) van te worden uitgegaan dat het college terecht de uitgebreide procedure heeft gevolgd.
10. Verweerder heeft dan ook terecht voor het volgen van de uitgebreide procedure leges geheven overeenkomstig de van toepassing zijnde legesverordening en de bijbehorende tarieventabel. Overigens is gesteld noch gebleken dat verweerder de hoogte van de aanslag onjuist heeft berekend.
11. Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
12. De rechtbank merkt nog op dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat indien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in het hoger beroep in de onder 2 aangehaalde zaak eiser in het gelijk zal stellen, verweerder de aanslag overeenkomstig zal verminderen.”
Gevolgde procedure bij verlenen omgevingsvergunning
4.2.1.In hoger beroep heeft belanghebbende aangevoerd dat zijn voornaamste grief is dat de gemeente bij de afhandeling van zijn aanvraag omgevingsvergunning niet de wettelijke beslistermijnen in acht heeft genomen. In eerste instantie is de aanvraag in behandeling genomen als een reguliere aanvraag; vervolgens heeft de gemeente medegedeeld dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd, om daarna tot de conclusie te komen dat de vergunning in het geheel niet verleend kan worden. Belanghebbende stelt vervolgens kosten te hebben gemaakt om de gemeente ertoe te bewegen om de aanvraag verder in behandeling te nemen, waarna pas in de loop van 2015 de aanvraag aan de hand van een concreet stappenplan verder is afgehandeld. Volgens belanghebbende is het voor het volgen van de uitbreide voorbereidingsprocedure in rekening gebrachte bedrag van € 5.923,60 buitensporig en dient de handelwijze van de gemeente te worden gekwalificeerd als misbruik van recht. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde hierover nader verklaard, als weergegeven onder 2.6.
4.2.2.De heffingsambtenaar heeft deze standpunten van belanghebbende weersproken. Aanvankelijk is de aanvraag van belanghebbende in behandeling genomen als een aanvraag om een reguliere omgevingsvergunning. Vervolgens is evenwel geconstateerd dat de aanvraag strijdig was met het vigerende bestemmingsplan, aangezien de ABRvS in haar uitspraak van 7 mei 2014 had geoordeeld dat de maatvoering op de van toepassing zijnde plankaart dient te worden vernietigd. Bij brief van 4 september 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente vervolgens aan belanghebbende medegedeeld dat hij zich € 5.923,60 aan leges kon besparen door in te stemmen met opschorting van de beslistermijn, om op die manier te kunnen wachten tot de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan. Belanghebbende heeft die toestemming evenwel geweigerd en, nadat hem opnieuw deze keuze was voorgelegd, uiteindelijk per e-mailbericht van 3 februari 2015 (zie 2.3.2) de gemeente gesommeerd de gevraagde vergunning per direct te verlenen. Vervolgens heeft de gemeente de uitgebreide voorbereidingsprocedure (verder) in gang gezet en is de omgevingsvergunning uiteindelijk op 19 mei 2015 verleend, aldus de heffingsambtenaar.
4.2.3.Voorts heeft de heffingsambtenaar benadrukt dat, wat er verder zij van de door belanghebbende gestelde gang van zaken bij de afhandeling van diens aanvraag omgevingsvergunning en de door hem gestelde (extra) kosten, deze stellingen niet afdoen aan de rechtmatigheid van de aanslag leges die in de onderhavige procedure ter beoordeling voorligt. Belanghebbende heeft over de door hem genoemde grieven geprocedeerd bij de algemene bestuursrechter; de ABRvS heeft uiteindelijk in de onder 2.5 vermelde uitspraak van 19 april 2017 geoordeeld dat de gemeente verplicht was de uitgebreide voorbereidingsprocedure te volgen. Daarmee staat vast dat (ook) het bedrag van € 5.923,60 bij de bestreden aanslag terecht in rekening is gebracht, zo stelt de heffingsambtenaar.
4.2.4.Het Hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat in de onderhavige procedure uitsluitend aan de orde kan worden gesteld of de bestreden aanslag leges naar het juiste bedrag is vastgesteld. Naar ’s Hofs oordeel heeft de rechtbank over dit geschilpunt een juiste beslissing genomen. Het Hof maakt de hiervoor in onderdeel 8 tot en met 11 van de uitspraak van de rechtbank gebezigde gronden tot de zijne. Het voegt daaraan toe dat door de onder 2.5 vermelde uitspraak van de ABRvS van 19 april 2017 onherroepelijk is komen vast te staan dat de omgevingsvergunning terecht met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure is verleend en dat de gemeente verplicht was deze procedure te volgen, zodat ook het door belanghebbende betwiste deel van de aanslag leges een toereikende juridische grondslag heeft. Hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd omtrent de wijze waarop de procedure tot het verlenen van de omgevingsvergunning is verlopen, staat niet ter beoordeling van de belastingrechter maar van de algemene bestuursrechter.
4.2.5.Het standpunt van belanghebbende dat de aanslag dient te worden verminderd omdat het tarief voor het volgen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure buitensporig is, wordt verworpen. Niet in geschil is dat het bedrag van € 5.923,60 is geheven conform de toepasselijke bepalingen van de Verordening en de Tarieventabel. Volgens vaste jurisprudentie is bij het bepalen van het tarief geen (directe) relatie vereist met de omvang van de verrichte dienst. De wetgever heeft aan gemeenten de bevoegdheid gegeven om, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en met inachtneming van de in de wet opgenomen beperkingen, zelf de in de verordeningen op te nemen heffingsmaatstaven te kiezen voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat de gemeenten in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de plaatselijke praktijk van de belastingheffing. Voor onverbindendverklaring is slechts plaats indien een regeling is getroffen die in strijd is met de wet of enig algemeen rechtsbeginsel (vgl. HR 30 juni 2017, nr. 16/05127, ECLI:NL:HR:2017:1174, BNB 2017/173). Van een dergelijke strijdigheid is naar ’s Hofs oordeel geen sprake. 4.2.6.Voor zover belanghebbende in de onderhavige procedure een verzoek tot het toekennen van een schadevergoeding heeft willen doen, vanwege door hem gestelde extra advocaatkosten in de periode van september 2014 tot en met februari 2015, is het Hof van oordeel dat dit verzoek in de onderhavige procedure niet aan de orde kan komen. Het door belanghebbende gestelde schadeveroorzakende handelen betreft immers de wijze waarop de gemeente de vergunningaanvraag heeft afgehandeld. De beoordeling daarvan is voorbehouden aan de algemene bestuursrechter. Overigens merkt het Hof op dat de grieven van belanghebbende over de wijze van vergunningverlening – en de door hem gestelde extra kosten – aan de orde zijn gekomen in de procedure voor de ABRvS (zie 2.5).
4.3.1.Tijdens de zitting in hoger beroep heeft belanghebbende met verwijzing naar de onder 2.4 vermelde notitie aan de gemeenteraad van 24 maart 2015, gesteld dat de gemeente daarmee de toezegging heeft gedaan dat de (reeds) verleende omgevingsvergunning na inwerkingtreding van het reparatieplan (hierna: het gewijzigde bestemmingsplan) alsnog wordt omgezet in een reguliere vergunning en dat de heffing van leges in verband met het volgen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure achterwege zal blijven.
4.3.2.De heffingsambtenaar heeft weersproken dat voormelde toezegging is gedaan en dat aan belanghebbende zou zijn toegezegd dat legesheffing wegens het volgen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure achterwege zou blijven. De gemeente heeft enkel de toezegging gedaan – zoals ook is weergegeven in de onder 2.4 vermelde notitie – dat, indien het gewijzigde bestemmingsplan vóór de afronding van de aanvraagprocedure in werking treedt, de lopende aanvraag zal worden omgezet in een aanvraag voor het afgeven van een reguliere omgevingsvergunning. In het onder 2.3.1 vermelde e-mailbericht van 3 februari 2015 is aan belanghebbende nogmaals voorgesteld om de omgevingsvergunning te verlenen direct nadat het gewijzigde bestemmingsplan in werking zou zijn getreden, zodat de dan nog aanhangige aanvraag alsnog conform afspraak kon worden omgezet in aan aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning. Aangezien de gemachtigde vervolgens bij het onder 2.3.2 vermelde e-mailbericht dit voorstel heeft afgewezen en de gemeente heeft gesommeerd om de gevraagde omgevingsvergunning per ommegaande af te geven, is de uitgebreide voorbereidingsprocedure verder in gang gezet en is de omgevingsvergunning op 19 mei 2015 verleend. Aangezien het gewijzigde bestemmingsplan op een later moment in werking is getreden (op 5 juni 2015), was het niet mogelijk om de aanvraag vóór het verlenen van de omgevingsvergunning om te zetten in een aanvraag voor een reguliere omgevings-vergunning, aldus de heffingsambtenaar.
4.3.3.Het Hof is van oordeel dat belanghebbende tegenover de betwisting door de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan hem is toegezegd dat de verleende omgevingsvergunning na inwerkingtreding van het gewijzigde bestemmingsplan zou worden omgezet in een reguliere vergunning of dat legesheffing wegens het volgen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure achterwege zou blijven. In de mededeling aan de gemeenteraad, die ook volgens belanghebbende een juiste weergave bevat van de gemaakte afspraken, wordt immers vermeld dat (niet meer) is afgesproken (dan) dat, indien het reparatieplan in werking treedt vóór de afronding van de aanvraagprocedure, de aanvraag automatisch zal worden omgezet in een aanvraag voor een reguliere vergunning. Aangezien belanghebbende zelf in het e-mailbericht van zijn gemachtigde van 3 februari 2015 heeft aangedrongen op het per direct afgeven van de gevraagde omgevingsvergunning, heeft de gemeente niet in strijd met de in de mededeling aan de gemeenteraad weergegeven afspraak gehandeld door deze aanvraag vervolgens verder af te handelen en niet eerst te wachten op de inwerkingtreding van het gewijzigde bestemmingsplan.
4.3.4.Ook met hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, heeft belanghebbende geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit volgt dat het handelen door of namens de heffingsambtenaar of de gemeente bij hem in redelijkheid de indruk heeft kunnen wekken dat legesheffing wegens het volgen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure achterwege zou blijven.