ECLI:NL:GHAMS:2018:4795

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
2 januari 2019
Zaaknummer
200.221.856/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbericht inzake marktwaarde van door de gemeente verrichte werkzaamheden

In deze zaak, die een vervolg is op een eerder tussenarrest van 7 augustus 2018, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 december 2018 een arrest gewezen in een hoger beroep tussen een appellant en de Gemeente Molenwaard. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Littooij, heeft de Gemeente Molenwaard, voorheen gemeente Liesveld, aangeklaagd, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.R. Vermeulen. Het hof heeft in het tussenarrest vastgesteld dat deskundige voorlichting nodig is om de marktwaarde te bepalen van de werkzaamheden die door de gemeente zijn verricht in overeenstemming met de Exploitatieverordening. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de deskundige Van Heesbeen, die eerder in de zaak heeft gerapporteerd, en heeft verzocht om de benoeming van een nieuwe deskundige of de gezamenlijke benoeming van Van Heesbeen en Woestenberg. Het hof heeft echter geoordeeld dat Van Heesbeen de voorkeur verdient vanwege zijn kennisvoorsprong en dat er geen reden is om aan zijn objectiviteit te twijfelen. Het hof heeft de deskundige de opdracht gegeven om de verrichte werkzaamheden te specificeren en de marktwaarde te berekenen, evenals de toerekening van deze waarde aan de percelen van de appellant. De zaak is verwezen naar de rol voor een akte aan beide partijen over het gevraagde voorschot voor de deskundige, dat ten laste van de Gemeente zal worden gebracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.221.856/01
zaak/rolnummer rechtbank Rotterdam : 308137/HA ZA 08-1369
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 december 2018
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M. Littooij te Breda,
tegen
GEMEENTE MOLENWAARD,
voorheen gemeente Liesveld,
zetelend te Bleskensgraaf,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.R. Vermeulen te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van het geding

De partijen worden hierna weer [appellant] en de Gemeente genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 7 augustus 2018 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat tussenarrest verwezen.
Na het tussenarrest heeft de gemeente een akte genomen, waarna [appellant] een antwoordakte heeft genomen.
Ten slotte is weer arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest heeft het hof onder 3.9 overwogen dat het behoefte heeft aan deskundige voorlichting ter beantwoording van de vraag welk bedrag naar objectieve maatstaven in het economische verkeer zou moeten worden betaald voor het verrichten van de werkzaamheden (de aanleg van de voorzieningen van algemeen nut) die door de Gemeente in overeenstemming met de Exploitatieverordening zijn verricht. Onder 3.10 van het tussenarrest heeft het hof enige uitgangspunten voor het te verrichten onderzoek geformuleerd. Partijen zijn voorts in de gelegenheid zich bij akte uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), het aantal deskundigen en de aan deze te stellen vragen, waarbij het hof als zijn eigen voorkeur heeft uitgesproken wederom de deskundige Van Heesbeen te benoemen, die op verzoek van het hof Den Haag reeds in deze zaak heeft gerapporteerd.
2.2
In haar akte na tussenarrest heeft de Gemeente zich akkoord verklaard met de benoeming van de deskundige Van Heesbeen. Zij heeft op voorhand bezwaar gemaakt tegen een eventuele benoeming van de deskundige Woestenberg (of een kantoorgenoot van hem), die in een eerder stadium op verzoek van [appellant] heeft gerapporteerd.
2.3
[appellant] heeft in zijn antwoordakte na tussenarrest verzocht de deskundigen Van Heesbeen en Woestenberg (of een kantoorgenoot van hem) gezamenlijk te benoemen, dan wel over te gaan tot benoeming van één nieuwe deskundige, namelijk B.G.M. Keller van Keller Grondzaken B.V. Tegen de benoeming van uitsluitend Van Heesbeen heeft [appellant] bezwaar, omdat volgens hem Van Heesbeen niet voldoende objectief is omdat hij bijna uitsluitend overheden adviseert, het eerdere onderzoek in strijd met de daarvoor gelden richtlijnen grotendeels heeft uitbesteed aan een medewerker en in dat onderzoek de vragen van het hof Den Haag onvolledig heeft beantwoord, althans de maximale vergoeding op grond van de verordening te hoog heeft vastgesteld. Benoeming van twee deskundigen brengt een element van noodzakelijke “peer review” in in het onderzoek. Voorts betoogt [appellant] dat het beter is een nieuwe deskundige te benoemen (naast of in plaats van Van Heesbeen), omdat Van Heesbeen niet geacht kan worden geheel onbevooroordeeld te zijn, nu hij eerder heeft gerapporteerd. [appellant] beroept zich in dit verband op het bepaalde in artikel 6 EVRM.
2.4
Het hof is van oordeel dat benoeming van Van Heesbeen als deskundige de voorkeur verdient, omdat deze door zijn eerdere onderzoek een kennisvoorsprong heeft op iedere andere te benoemen deskundige. De bezwaren die [appellant] tegen het eerdere onderzoek van Van Heesbeen heeft aangevoerd, zijn door het hof Den Haag verworpen en dat oordeel is in cassatie overeind gebleven. Het hof moet dan ook ervan uitgaan dat dat onderzoek op een juiste en onpartijdige wijze is uitgevoerd. Voor vooringenomenheid van Van Heesbeen hoeft naar het oordeel van het hof niet te worden gevreesd, omdat het te gelasten onderzoek betrekking heeft op een andere kwestie dan waarover Van Heesbeen eerder heeft gerapporteerd, over welke kwestie hij dus ook eerder nog geen standpunt heeft ingenomen. Strijd met artikel 6 EVRM is dan ook niet aan de orde.
2.5
De benoeming van een tweede deskundige naast Van Heesbeen acht het hof niet wenselijk. De kosten van het onderzoek zouden daardoor sterk toenemen, zonder dat voor de benoeming van twee deskundigen een werkelijke noodzaak bestaat. Als [appellant] behoefte heeft aan “peer review” kan hij zich zelf door een deskundige van zijn keuze terzijde laten staan, liefst nog in de fase van de totstandkoming van het rapport. Het is voorts allereerst aan partijen om, eveneens in de fase van de totstandkoming van het rapport, erop toe te zien dat de deskundige zich daadwerkelijk houdt aan de voorschriften in de Leidraad deskundigen in civiele zaken, zoals het hof hem zal opdragen.
2.6
De Gemeente heeft in haar akte na tussenarrest het hof gevraagd de deskundige de vraag voor te leggen of en zo ja, in hoeverre de door partijen feitelijk in beide overeenkomsten afgesproken exploitatiebijdragen relevant zijn of een aanwijzing geven voor de marktwaarde van de werkzaamheden en of de in opdracht van de Gemeente verrichte taxatie van de waarde van de onroerende zaken van [appellant] voor en na die werkzaamheden relevantie kan hebben voor de bepaling van de marktwaarde. Onder 3.7 van het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat het bedrag dat partijen met elkaar hebben afgesproken niet gelijk gesteld kan worden aan de marktwaarde. Onder 3.8 van het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat hij het niet juist acht de marktwaarde te berekenen door taxatie van de waarde van de onroerende zaak van [appellant] voor en na die werkzaamheden. Het hof ziet geen reden van deze oordelen terug te komen, maar het staat de Gemeente vrij de deskundige te zijner tijd te vragen naar zijn opinie dienaangaande.
2.7
[appellant] heeft in zijn antwoordakte het hof gevraagd terug te komen van zijn oordeel dat de toerekening van een deel van de marktwaarde van de door de Gemeente zonder rechtsgrond verrichte werkzaamheden aan het perceel van [appellant] dient plaats te vinden op dezelfde wijze als in het rapport van Van Heesbeen is gebeurd in het kader van de berekening van de vergoeding op basis van de Exploitatieverordening. [appellant] meent dat dit oordeel een verrassingsbeslissing is en berust op een juridische en/of feitelijke misslag. Hetgeen [appellant] in dit verband heeft aangevoerd, namelijk dat de maximale vergoeding volgens de Exploitatieverordening berust op een fictie van gelijke gebaatheid van alle percelen, terwijl de marktwaarde van de verrichte prestatie moet worden bepaald aan de hand van de werkelijke gebaatheid van een perceeleigenaar, heeft het hof in zoverre overtuigd dat het hof de deskundige de vraag zal voorleggen of in de mate waarin de percelen van [appellant] feitelijk door de voorzieningen zijn gebaat, aanleiding is te vinden voor een andere wijze van toerekening en zo ja, tot welke toerekening dat leidt.
2.8
Onder 3.5 van het tussenarrest heeft het hof overwogen dat het hof in dit stadium van de procedure tot uitgangspunt moet nemen dat de werkzaamheden waarvoor vergoeding wordt gevraagd, inderdaad zijn verricht. Het hof blijft daarbij. Dit neemt echter niet weg dat, om de marktwaarde van de prestatie te kunnen bepalen, de verrichte werkzaamheden zullen moeten worden gespecificeerd. De vraag daarnaar van [appellant] is terecht.
2.9
Het voorgaande brengt met zich dat het hof voornemens is Van Heesbeen als deskundige te benoemen en hem de volgende vragen voor te leggen:
a. Uitgaande van de premisse dat de werkzaamheden waarvoor vergoeding wordt gevraagd inderdaad zijn verricht: welke werkzaamheden heeft de Gemeente in overeenstemming met de Exploitatieverordening verricht op de bedrijventerreinen Gelkenes Oost en West ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut? U wordt verzocht deze werkzaamheden nader te omschrijven en te kwantificeren.
b. Wat is de marktwaarde van de hiervoor bedoelde werkzaamheden, waarbij als marktwaarde wordt gedefinieerd hetgeen naar objectieve maatstaven in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het verrichten van die werkzaamheden, gemeten naar het prijspeil van 2004/2005?
c. Wat is met inachtneming van de toerekeningsmethodiek van de Exploitatieverordening het aan de percelen van [appellant] toe te rekenen deel van de hiervoor berekende marktwaarde? Geeft de mate waarin de percelen van [appellant] feitelijk door de werkzaamheden zijn gebaat aanleiding de marktwaarde van de werkzaamheden op een ander wijze aan de percelen toe te rekenen dan volgens de methodiek van de Exploitatieverordening? Zo ja, wat is met inachtneming van de volgens u juiste toerekeningsmethodiek de aan die percelen toe te rekenen marktwaarde van de genoemde werkzaamheden?
d. Hebt u voor het overige nog opmerkingen of suggesties die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil?
2.1
Van Heesbeen heeft verzocht een voorschot te bepalen van € 18.150,= inclusief btw. Dit bedrag is door hem als volgt gespecificeerd:
- voorbereiding, beoordeling vragen: 4-8 uur;
- hoorzitting (inclusief voorbereiding): 16 uur;
- uitwerking verslag hoorzitting, onderzoek en vervaardiging conceptadvies: 40 uur;
- definitief maken advies na opmerkingen partijen: 8-16 uur.
Rekening houdend met 80 uur komt Van Heesbeen op € 12.000,= exclusief btw.
Van Heesbeen sluit niet uit dat nog een civieltechnisch adviseur moet worden geraadpleegd, van wie hij de kosten schat op € 3.000,= exclusief btw, waarmee hij uitkomt op een bedrag van € 15.000,= exclusief btw.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich bij (gelijktijdige) akte over het gevraagde voorschot uit te laten.
2.11
Na de aktewisseling zal het hof tot benoeming van de deskundige overgaan. Het voorschot zal ten laste worden gebracht van de Gemeente.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 15 januari 2019 voor een akte aan de zijde van elk van beide partijen met het hiervoor onder 2.10 omschreven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, I.A. Haanappel-van der Burg en R.J.Q. Klomp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.