3.18Dit geval wordt gekenmerkt door de volgende bijzondere omstandigheden:
a. De borgstellingen hebben betrekking op hoge bedragen: van € 1.500.000,- op
11 januari 2008 (Borg I) tot € 1.980.000,- in totaal op 12 mei 2010 (Borg I tot en met IV); volgens de bank zelfs tot € 2.055.000,- in totaal
(zie rov. 2.15 hiervoor);
b. De relatie tussen de beoogde borg ( [X] ) en de schuldenaren (Beheer en haar dochtervennootschappen) was dat [X] de schuldenaren kon beschouwen als de ondernemingen van zijn kinderen. De kinderen van [X] waren immers samen voor 100% indirect certificaathouders van Beheer. Indien [X] zich niet borg zou stellen, zou dat waarschijnlijk leiden tot het faillissement van Beheer en haar dochtervennootschappen. ABN Amro wist dat;
c. Indien [X] zich niet borg zou stellen, zou dat er waarschijnlijk toe leiden dat de geldleningen van in totaal € 899.000,- die de door [X] beheerste vennootschap Mayco aan Beheer had verstrekt, niet zouden worden afgelost. ABN Amro wist dat ook, althans behoorde dat te beseffen;
d. Indien [X] zich niet borg zou stellen, zou dat er waarschijnlijk ook toe leiden dat de door [X] gewenste financiering ten behoeve van de overname van RJS van meet af aan kansloos zou zijn. ABN Amro wist dat ook, althans behoorde dat te beseffen;
e. [X] was als particulier klant van ABN Amro. ABN Amro had immers twee hypothecaire leningen aan [appellanten] in privé verstrekt.