ECLI:NL:GHAMS:2018:4726
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis op basis van onvoldoende reclasseringsinformatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 3 oktober 2018 het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte had afgewezen. De verdachte, geboren in 1998 en thans verblijvende in het huis van bewaring Detentiecentrum Schiphol, had hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.E. Wiersum, gehoord.
Het hof heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de schorsing van de voorlopige hechtenis terecht was. De voorlopige hechtenis was gebaseerd op de vrees voor recidive, en schorsing kan alleen plaatsvinden als er voldoende zekerheid is dat dit recidivegevaar kan worden ingeperkt door het stellen van voorwaarden. Het hof was niet overtuigd dat dit het geval was, gezien het reclasseringsrapport dat onvoldoende objectieve informatie bevatte over het leven van de verdachte voor zijn aanhouding. Er was geen informatie ingewonnen bij de school van de verdachte en er was niet gesproken met zijn moeder, bij wie hij normaal gesproken verblijft. Het hof oordeelde dat zonder deze aanvullende informatie schorsing van de voorlopige hechtenis niet verantwoord was.
Daarom heeft het hof het beroep van de verdachte afgewezen. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het hof, met mr. J.L. Bruinsma als voorzitter en mrs. A.M. Kengen en P.H.M. Kuster als raadsheren, in aanwezigheid van griffier mr. S. Grote Ganseij. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.