Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
nee er ligt niks in de wegAlles zou in het voetpad liggen, waarna [C] weg is gegaan en wij hem ook niet meer gezien hebben. Toen kregen wij van [D] (vsh ) [hof: [D] ] te horen dat hij hoger geperst moest worden. Toen heeft een jongen met een JCB kraan het gat met 25 cm verhoogt, waarop wij van [D] het akkoord kregen om te gaan persen, als hij de waterleiding maar kon aansluiten (…)”
toen de persing gemaakt moest worden aan de laan v rijckevorsel thv Burg Berendsplantsoen hebben wij weer de werkgaten laten graven machinaal dit kan omdat wij een klickmelding hadden in de keet die tot een ieder zijn beschikking stond aan de andere kant van de weg op nog geen 30 m afstand.
aldus op de dag dat [X] [hof: [X] ] zijn persing ging maken hadden [C] en ik een vergadering in leiden bij de nuon. wij waren in vertrouwen dat [X] het allemaal goed geregeld had zelf een klick en kabel detect app wat zij de keer daarvoor ook gebruikt hebben weer gingen gebruiken. niet dus hadden zij met hun detectie app over het asfalt gegaan dan hadden ze zeker de kabel aangetroffen.
absoluut niet waar. Hij was immers niet op het werk!
3.Beoordeling
Verder mocht [X] op grond van de omstandigheid dat VSH de in- en uittredeput had gegraven niet gerechtvaardigd ervan uitgaan dat ook het daartussen gelegen werktracé was onderzocht op de aanwezigheid van kabels en leidingen. Waarom zij ervan mocht uitgaan dat dit onderzoek was uitgevoerd, maken de curator en [X] niet duidelijk en valt ook niet te rijmen met het feit dat [X] bij de eerdere persing dat onderzoek wel zelf heeft gedaan. De gestelde uitlating van [C] – die gemotiveerd door Zurich is betwist – is daartoe evenmin voldoende. Op basis van die enkele uitlating mocht [X] , die zich had verbonden gespecialiseerde werkzaamheden uit te voeren, niet gerechtvaardigd ervan uit gaan dat VSH in haar verhouding tot [X] de verantwoordelijkheid voor het onderzoek naar de aanwezigheid van kabels en leidingen in het tracé op zich had genomen en daarmee [X] had ontheven van haar eigen onderzoeksplicht. Ten slotte kan uit het feit dat [X] bij de uitvoering van het werk aanwijzingen en instructies kreeg van VSH – onder andere inhoudende dat op een bepaalde hoogte moest worden geperst – niet worden afgeleid dat zij van haar verplichting was ontheven om voorafgaand aan die werkzaamheden zelfstandig onderzoek te doen naar de aanwezigheid van kabels en leidingen in dat tracé.