ECLI:NL:GHAMS:2018:4651

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
001060-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 591a Sv in het kader van rechtsbijstandskosten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek werd ingediend door een politieagent, die verzocht om een schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in verband met een klaagschriftprocedure. Het verzoekschrift was op 5 september 2018 ingekomen en de advocaat-generaal had op 15 oktober 2018 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 30 november 2018 was de verzoeker niet aanwezig.

Het hof oordeelde dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat onduidelijk was gebleven op welk tijdstip hij kennis had genomen van de beschikking ex artikel 12 Sv. De kosten van rechtsbijstand waren door de politie, de werkgever van de verzoeker, gedragen. Het hof stelde vast dat dit geen beletsel vormde voor toewijzing van het verzoek, conform het arrest van de Hoge Raad van 4 september 2018. Het hof benadrukte dat de toekenning van een schadevergoeding afhankelijk is van de aanwezigheid van gronden van billijkheid, waarbij de omstandigheden van de zaak in acht moeten worden genomen.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van de verzochte vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, maar wel voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoek. Het hof kende de verzoeker een vergoeding van € 550,- toe en wees het verzoek voor het overige af. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 001060-18 (591a Sv)
rekestnummer klaagschrift 12 Sv: K17/230064
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. J.C. Dekkers, [adres 1].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de klaagschriftprocedure met voornoemd rekestnummer ten bedrage van € 2.712,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

2.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 5 september 2018 ingekomen.
Op 15 oktober 2018 heeft de advocaat-generaal schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 30 november 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet verschenen.

3.Beoordeling van het verzoekschrift

Bij beschikking van dit hof van 6 juni 2018 is het beklag met voormeld rekestnummer afgewezen.
Tegen deze beslissing van het hof staat geen rechtsmiddel open.
In de wet noch in de lagere regelgeving is de wijze van bekendmaking van de beschikking aan de beklaagde geregeld.
Een verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 591a Sv dient op grond van het bepaalde in het vierde lid van dat artikel in verbinding met het tweede lid van artikel 591 Sv binnen drie maanden na beëindiging van de zaak te worden ingediend. Een redelijke wetstoepassing brengt mee dat de termijn van drie maanden eerst een aanvang neemt nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan op grond waarvan kan worden aangenomen dat de gewezen beklaagde van het einde van de strafzaak kennis heeft kunnen nemen.
Uit het dossier blijkt dat de beschikking op 6 juni 2018 per gewone post aan verzoeker is verzonden op het adres [adres 2], kennelijk het bureau waar verzoeker werkzaam is. Niet is gebleken op welk tijdstip verzoeker van de beschikking kennis heeft genomen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat verzoeker ontvangen kan worden in zijn verzoek.
Verzoeker is politieagent en de kosten van een raadsman in de klaagschriftprocedure, waarin verzoeker beklaagde was, zijn door de politie gedragen. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 4 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1428 is de omstandigheid dat de rechtsbijstandskosten door de politie, de werkgever van verzoeker worden gedragen geen beletsel voor toewijzing van het verzoek.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Bij de vraag of het billijk is dat de nadelige gevolgen van het klaagschrift voor rekening van verzoeker worden gelaten, maar geheel of gedeeltelijk door de Staat worden gedragen, speelt een belangrijke rol in hoeverre de gewezen beklaagde de klacht aan zich zelf te wijten heeft.
Verzoeker heeft in de klaagschriftprocedure op de voet van artikel 12 Sv bij monde van zijn advocaat naar voren gebracht dat hij zich realiseert dat zijn handelen niet overeenkomstig de ambtsinstructie was en dat hem geen beroep op noodweer toekomt. De beschikking van het hof is hiermee in lijn.
Gelet op het voorgaande acht het hof geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de verzochte vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, maar wel voor de kosten van opstellen, indienen en ter openbare raadkamerzitting behandelen van het verzoek.

4.Beslissing

Het hof :
kent op de voet van artikel 591a Sv aan verzoeker toe een vergoeding van € 550,-;
wijst het verzoek voor het overige af;
beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M. Iedema en M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 14 december 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 550,- (vijfhonderdvijftig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 14 december 2018.
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.