ECLI:NL:GHAMS:2018:4651
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 591a Sv in het kader van rechtsbijstandskosten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek werd ingediend door een politieagent, die verzocht om een schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in verband met een klaagschriftprocedure. Het verzoekschrift was op 5 september 2018 ingekomen en de advocaat-generaal had op 15 oktober 2018 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 30 november 2018 was de verzoeker niet aanwezig.
Het hof oordeelde dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat onduidelijk was gebleven op welk tijdstip hij kennis had genomen van de beschikking ex artikel 12 Sv. De kosten van rechtsbijstand waren door de politie, de werkgever van de verzoeker, gedragen. Het hof stelde vast dat dit geen beletsel vormde voor toewijzing van het verzoek, conform het arrest van de Hoge Raad van 4 september 2018. Het hof benadrukte dat de toekenning van een schadevergoeding afhankelijk is van de aanwezigheid van gronden van billijkheid, waarbij de omstandigheden van de zaak in acht moeten worden genomen.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van de verzochte vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, maar wel voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoek. Het hof kende de verzoeker een vergoeding van € 550,- toe en wees het verzoek voor het overige af. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.