ECLI:NL:GHAMS:2018:4650

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
001013-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na beëindiging van voorlopige hechtenis zonder strafoplegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoekster, geboren in 1984, heeft een schadevergoeding aangevraagd van in totaal € 14.435,00, als gevolg van de schade die zij heeft geleden door haar voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling in de strafzaak met parketnummer 23-000401-14. Het verzoekschrift is op 30 augustus 2018 ingediend en de advocaat-generaal heeft op 18 september 2018 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 30 november 2018 zijn de betrokken partijen gehoord.

Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak op 2 juli 2018 is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Verzoekster is op 13 oktober 2009 in verzekering gesteld en op 29 november 2009 in vrijheid gesteld, waarbij zij een periode in beperkingen heeft doorgebracht. Het hof heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een schadevergoeding. De gevraagde vergoeding van € 4.435,00 voor materiële schade is toegewezen, evenals een bovenforfaitaire vergoeding van € 1.000,00 voor immateriële schade, gezien de bijzondere omstandigheden waaronder verzoekster haar voorlopige hechtenis heeft ondergaan.

Daarnaast is er een forfaitaire vergoeding van € 550,00 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure. Het hof heeft het overige verzoek afgewezen en de beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier. De totale vergoeding die aan verzoekster is toegekend bedraagt € 5.985,00, welke onmiddellijk moet worden overgemaakt.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 001013-18 (89 Sv) en 001014-18 (591a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-000401-14
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat,
mr. R.I. Takens, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv, tot een bedrag van € 4.435,00 (A) alsmede € 10.000,00 (B), ter zake van schade die verzoekster stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van het onderhavige verzoek.

2.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 30 augustus 2018 ingekomen.
Op 18 september 2018 heeft de advocaat-generaal schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 30 november 2018 de advocaat-generaal, verzoekster en de advocaat van verzoekster ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.

3.Beoordeling van het verzoekschrift

Bij arrest van dit hof van 2 juli 2018 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Verzoekster is op 13 oktober 2009 in verzekering gesteld. Vervolgens is op 16 oktober 2009 de voorlopige hechtenis van verzoekster bevolen. Verzoekster is op 29 november 2009 in vrijheid gesteld.
Van 16 oktober 2009 tot 9 november 2009 heeft verzoekster in beperkingen doorgebracht.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van de onder A verzochte vergoeding tot een bedrag van (3x105 + 44x80 + 24x25) € 4.435,00.
Verzoekster heeft voorts onder B om een boven-forfaitaire vergoeding verzocht van € 10.000,00.
De in de LOVS-afspraken opgenomen forfaitaire bedragen ter vergoeding van schade door preventieve detentie, indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, betreffen zowel vergoeding voor materiële als voor immateriële schade. In bijzondere gevallen en voor zover die schade is gesteld en deugdelijk is onderbouwd, kunnen hogere bedragen worden toegekend.
Verzoekster heeft daartoe aangevoerd dat zij de inverzekeringstelling en de voorlopige hechtenis die zij deels in beperkingen heeft ondergaan, als buitengewoon belastend heeft ervaren, , in het bijzonder omdat zij daardoor - kort gezegd - werd gescheiden van haar zoontje die op het moment van de inverzekeringstelling nog geen jaar oud was , terwijl het volgens verzoekster een feit van algemene bekendheid is dat contact tussen moeder en kind op die leeftijd van groot belang is voor de lichamelijke en psychische ontwikkeling van het kind en voor de hechting. Voorts zat verzoekster op de eerste verjaardag van haar zoon nog gedetineerd en in beperkingen.
Het hof acht het aannemelijk dat de immateriële schade die verzoekster heeft geleden als gevolg van het ondergane voorarrest door deze bijzondere omstandigheden omvangrijker is dan in standaardgevallen en zal daar rekening mee houden, zij het tot een bedrag dat veel lager ligt dan het verzochte bedrag.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een bovenforfaitaire vergoeding ter zake van de door verzoekster ondergane verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van € 1.000,00.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een forfaitaire vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 89 Sv aan verzoekster een vergoeding toe van € 5.435,00 (vijfduizend vierhonderdvijfendertig euro).
Kent op de voet van artikel 591a Sv aan verzoekster een vergoeding toe van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoekster.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M. Iedema en M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 14 december 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 5.985,00 (vijfduizend negenhonderdvijfentachtig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 14 december 2018.
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.