ECLI:NL:GHAMS:2018:4643

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
17 december 2018
Zaaknummer
001076-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van rechtsbijstandkosten in strafzaak met matiging van reistijd raadsman

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is ingediend door een verzoekster die kosten voor rechtsbijstand in verband met haar strafzaak wilde vergoed krijgen. De verzoekster had kosten gemaakt voor rechtsbijstand in de eerste aanleg, in hoger beroep en voor de onderhavige verzoekschriftprocedure. De totale kosten bedroegen € 6.784,53, waarvan € 2.420,00 voor de eerste aanleg, € 3.814,53 voor het hoger beroep en € 550,00 voor de verzoekschriftprocedure.

Het hof heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig is ingediend en dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de vergoeding van de rechtsbijstand. Echter, het hof heeft ook geoordeeld dat de reistijd van de advocaat van verzoekster in eerste aanleg niet volledig voor rekening van de Staat kan komen. De verzoekster had gekozen voor een advocaat uit Maastricht, terwijl er ook advocaten met gelijke kwalificaties dichter bij Amsterdam beschikbaar waren. Daarom heeft het hof besloten om de vergoeding van de reistijd van de advocaat in eerste aanleg met 50% te matigen.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om aan verzoekster een totale vergoeding van € 6.172,77 toe te kennen, en het overige verzochte is afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 001076-18 (591a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-001932-17
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. M. Berndsen, [adres].

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer in eerste aanleg ten bedrage van € 2.420,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer in hoger beroep ten bedrage van € 3.814,53;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

2.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 11 september 2018 ingekomen.
Op 4 oktober 2018 heeft de advocaat-generaal schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 30 november 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoekster ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoekster is niet verschenen.

3.Beoordeling van het verzoekschrift

Bij arrest van dit hof van 1 augustus 2018 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Naar het oordeel van het hof zijn gronden van billijkheid aanwezig voor vergoeding van de rechtsbijstand die aan verzoekster is verleend.
Anders is dat echter wat betreft de bij verzoekster in rekening gebrachte reistijd van de advocaat van verzoekster in eerste aanleg (reistijd politierechterzitting rechtbank Amsterdam € 1.011,24 ex btw). Het hof wil aannemen dat er zoveel tijd met het reizen ten behoeve van de strafzaak van verzoekster gemoeid is geweest, maar acht het niet billijk de kosten daarvan in volle omvang voor rekening van de Staat te doen komen. Het staat verzoekster uiteraard vrij om zich te laten bijstaan door een advocaat van haar keuze. Evenzeer is het begrijpelijk dat dit een advocaat is met (bijzondere) kennis van het strafrecht ten aanzien van het strafrechtelijke verwijt dat verzoekster werd gemaakt. Niet valt echter in te zien dat een advocaat met gelijke kwalificaties niet dichter bij Amsterdam, de plaats waar verzoekster woont en werd vervolgd, zou zijn te vinden. Nu verzoekster er desalniettemin voor heeft gekozen zich in dezen te laten bijstaan door een in Maastricht gevestigde advocaat - en ook overigens geen (voldoende) argumenten zijn gegeven waarom juist voor deze advocaat is gekozen - is het billijk dat een deel van de bij verzoekster in rekening gebrachte reistijd van die advocaat voor rekening van verzoekster blijft. Het hof zal daarom de vergoeding van de reistijd van de advocaat in eerste aanleg matigen met 50%.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding tot een bedrag van
€ 1.808,24 terzake rechtsbijstand in eerste aanleg;
€ 3.814,53 terzake rechtsbijstand in hoger beroep;
€ 550,00 terzake rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 591a Sv aan verzoekster een vergoeding toe van € 6.172,77 (zesduizend honderdtweeënzeventig euro en zevenenzeventig cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoekster.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, M. Iedema en M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 14 december 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 6.172,77 (zesduizend honderdtweeënzeventig euro en zevenenzeventig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [naam].
Amsterdam, 14 december 2018.
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.