ECLI:NL:GHAMS:2018:4643
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van rechtsbijstandkosten in strafzaak met matiging van reistijd raadsman
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is ingediend door een verzoekster die kosten voor rechtsbijstand in verband met haar strafzaak wilde vergoed krijgen. De verzoekster had kosten gemaakt voor rechtsbijstand in de eerste aanleg, in hoger beroep en voor de onderhavige verzoekschriftprocedure. De totale kosten bedroegen € 6.784,53, waarvan € 2.420,00 voor de eerste aanleg, € 3.814,53 voor het hoger beroep en € 550,00 voor de verzoekschriftprocedure.
Het hof heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig is ingediend en dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de vergoeding van de rechtsbijstand. Echter, het hof heeft ook geoordeeld dat de reistijd van de advocaat van verzoekster in eerste aanleg niet volledig voor rekening van de Staat kan komen. De verzoekster had gekozen voor een advocaat uit Maastricht, terwijl er ook advocaten met gelijke kwalificaties dichter bij Amsterdam beschikbaar waren. Daarom heeft het hof besloten om de vergoeding van de reistijd van de advocaat in eerste aanleg met 50% te matigen.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om aan verzoekster een totale vergoeding van € 6.172,77 toe te kennen, en het overige verzochte is afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.