ECLI:NL:GHAMS:2018:464

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
200.184.772/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een vonnis inzake hoofdelijkheid en geldleningen tussen vennootschappen en echtgenoten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van Gotcha B.V. en Eivissa Amsterdam B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de geïntimeerden, echtgenoten en aandeelhouders van een vennootschap, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor leningen die zijn verstrekt aan hun vennootschappen. Het hof heeft eerder een tussenarrest uitgesproken en in deze uitspraak bevestigt het hof het eerdere vonnis van de rechtbank. De rechtbank had de vorderingen van Gotcha c.s. afgewezen, omdat de geïntimeerden zich volgens de rechtbank niet als hoofdelijk schuldenaar hadden verbonden voor de leningen. Gotcha c.s. betoogden dat de rechtbank de feiten incompleet had weergegeven en dat de geïntimeerden wel degelijk hoofdelijk aansprakelijk waren. Het hof oordeelt echter dat de aanvullende leningovereenkomsten niet voldoende bewijs leveren voor de hoofdelijkheid van de geïntimeerden. De vorderingen van Gotcha c.s. worden afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Tevens worden de kosten van het geding in hoger beroep aan Gotcha c.s. opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.184.772/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/565108/HA ZA 14-500
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 13 februari 2018
inzake

1.GOTCHA B.V.,

2.
EIVISSA AMSTERDAM B.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
appellanten in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen:

1.[geïntimeerde 1],

2.
[geïntimeerde 2],
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. P. Haas te Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Gotcha, Eivissa, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] genoemd en gezamenlijk Gotcha c.s. respectievelijk [geïntimeerden].
Op 18 april 2017 heeft het hof in deze zaak een tussenarrest uitgesproken (hierna: het tussenarrest). Voor het verloop van de procedure tot dan toe wordt verwezen naar het tussenarrest.
[geïntimeerden]. hebben daarna een memorie van antwoord genomen.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 3 november 2017 doen bepleiten, Gotcha c.s. door mrs. J.P. Koets en M.W.J. Ariëns, advocaten te Haarlem, en [geïntimeerden]. door mr. Haas, voornoemd, en mr. R.J. van Vugt-Schwartz, advocaat te Rotterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Gotcha c.s. hebben nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Gotcha c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- uitvoerbaar bij voorraad - [geïntimeerden]. zal veroordelen tot betaling aan hen van
€ 350.000, te vermeerderen met de contractuele rente van 14% per jaar, althans de wettelijke rente hierover vanaf 27 april 2012, althans 18 mei 2012, althans 12 februari 2013, met beslissing over de proceskosten, met nakosten en wettelijke rente.
[geïntimeerden]. hebben geconcludeerd tot, kort samengevat, afwijzing van de vordering van Gotcha c.s., met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten, met nakosten en rente.
Gotcha c.s. hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Gotcha c.s. betogen in grief I dat de rechtbank de feiten incompleet heeft weergegeven. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn echtgenoten. Zij bezaten de door Stichting Administratiekantoor Square Lake Holding (hierna: de Stak) uitgegeven certificaten van de door de Stak gehouden aandelen in Square Lake Holding B.V. (hierna: Square Lake Holding).
[bestuurder] (hierna: [bestuurder]) is indirect bestuurder van Gotcha en Eivissa.
2.2.
Square Lake Holding hield alle aandelen in Holiday Cars Group B.V. (hierna: Holiday Cars Group), die aandeelhouder was van Holiday Cars International B.V. (hierna: Holiday Cars International). [geïntimeerde 1] was (indirect) bestuurder van deze vennootschappen. Holiday Cars Group en Holiday Cars International waren actief in de online reiswereld en hadden een IT-platform ontwikkeld voor het reserveren van huurauto’s.
2.3.
Gotcha c.s. hebben in hoger beroep twee stukken met als titel “Aanvullende leningovereenkomst I” en “Aanvullende leningovereenkomst II”, beide gedateerd op 19 maart 2012, in het geding gebracht (hierna: aanvullende lening I en aanvullende lening II). [bestuurder] heeft als bestuurder van Gotcha de beide overeenkomsten getekend en [geïntimeerde 1] voor zich en als bestuurder van de Stak, Square Lake Holding, Holiday Cars Group en Holiday Cars International. [geïntimeerde 2] heeft ook getekend. Onder haar handtekening is vermeld “[geïntimeerde 2] ex. art. 1:88 BW i.v.m. hoofdelijke verbondenheid [geïntimeerde 1]”.
In beide overeenkomsten wordt in de considerans gewezen op een op 27 oktober 2010 en 21 september 2011 opgemaakte en ondertekende overeenkomst van geldlening (hierna overeenkomstig het bestreden vonnis: lening 1 en lening 3). In artikel 1 van de aanvullende lening I staat dat een aanvullende storting door Gotcha van
€ 250.000 is gedaan op 26 januari 2012. Uit een door Gotcha c.s. overgelegd bankafschrift volgt dat op die datum voornoemd bedrag is gestort op de bankrekening van Holiday Cars Group.
Artikel 1 van de aanvullende lening II vermeldt een aanvullende storing door Gotcha van € 100.000. Uit een door Gotcha c.s. overgelegd bankafschrift volgt dat op
19 maart 2012 dit bedrag is gestort op de bankrekening van Holiday Cars Group.
2.4.
Op 27 december 2012 zijn Holiday Cars Group en Holiday Cars International failliet verklaard.

3.Beoordeling

3.1.
De rechtbank heeft de vorderingen van Gotcha c.s. op grond van vier overeenkomsten van geldlening aan Holiday Cars Group en haar groepsvennootschappen, waarvoor [geïntimeerde 1] zich volgens hen hoofdelijk had verbonden, afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen Gotcha c.s. met hun grieven op.
3.2.
Gotcha betogen met hun grieven II en III dat zij wel een vordering op [geïntimeerde 1] hebben. Zij stellen dat indien de rechtbank de beschikking had gehad over de onder 2.3 genoemde stukken, zij had geoordeeld dat [geïntimeerde 1] zich als hoofdelijk schuldenaar had verbonden ter zake deze aanvullende geldleningen en daarom gehouden is € 350.000 met rente en kosten aan Gotcha te voldoen.
3.3.
[geïntimeerden]. werpen op dat Eivissa in haar hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De aanvullende leningen I en II, waarop de (verminderde) vordering in hoger beroep is gebaseerd, betreffen namelijk alleen Gotcha, zodat Eivissa niet heeft gegriefd tegen het bestreden vonnis dan wel haar grieven niet inhoudelijk heeft toegelicht, aldus [geïntimeerden].
Dit verweer gaat niet op, aangezien het aangevoerde argument de inhoudelijke beoordeling van de grieven betreft en niet de ontvankelijkheid van Eivissa in haar hoger beroep.
3.4.
[geïntimeerden]. voeren voorts onder meer aan dat [geïntimeerde 1] zich niet als hoofdelijk schuldenaar of borg heeft verbonden.
Gotcha c.s. zijn van mening dat de aanvullende leningen I en II zo moeten worden uitgelegd dat [geïntimeerde 1] zich hoofdelijk jegens Gotcha heeft verbonden tot nakoming van de terugbetalingsverplichtingen. Zij stellen hiertoe dat in deze overeenkomsten uitdrukkelijk wordt verwezen naar lening 1, waarin [geïntimeerde 1] zich in artikel 10 hoofdelijk heeft verbonden tot terugbetaling, dat in de overeenkomsten is vermeld dat [geïntimeerde 1] “voor zich in privé” handelt en dat onder de naam van [geïntimeerde 2] is opgenomen “ex. art. 1:88 BW i.v.m. hoofdelijke verbondenheid [geïntimeerde 1]”.
3.5.
Ten aanzien van de vorderingen van Eivissa ontbreekt volgens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] iedere grondslag, zodat reeds daarom haar vorderingen moeten worden afgewezen.
Dit verweer slaagt. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat de door Eivissa onder lening 1 en lening 3 verstrekte bedragen zijn afgelost, dan wel dat het bestaan van de gestelde nog resterende vordering onvoldoende is onderbouwd. Om die reden zijn haar vorderingen afgewezen. Dat oordeel wordt in hoger beroep niet bestreden.
3.6.
Het hof overweegt met betrekking tot de vordering van Gotcha als volgt. In de considerans van de aanvullende leningen I en II is vermeld: “Geldgever en Geldnemer wensen onder vrijwel dezelfde voorwaarden en verstrekking van zekerheden een aanvullende leenovereenkomst aan te gaan.” In de daarop volgende artikelen is echter niet bepaald dat [geïntimeerde 1] zich hoofdelijk verbindt tot terugbetaling van de geldlening. Enkel is bepaald dat “Alle eerder door de Geldnemer verstrekte zekerheden, zijnde verstrekte hypotheken, pandrecht op aandelen en pandrecht op materiële en immateriële activa,” zoals vastgelegd in de leningen 1 en 3 onverminderd van kracht blijven. Verder staat tussen partijen vast dat de bedragen waarop de aanvullende leningen I en II zien door Gotcha zijn gestort op de bankrekening van Holiday Cars Group en dus niet aan [geïntimeerde 1] in privé ten goede zijn gekomen. Bovendien is Gotcha geen partij bij de leningen 1 en 3.
Gelet op een en ander kan, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, uit het feit dat [geïntimeerde 1] (onder meer) “voor zich in privé” heeft getekend en de verwijzing onder de handtekening van [geïntimeerde 2] naar “hoofdelijke verbondenheid” van [geïntimeerde 1] niet worden afgeleid dat [geïntimeerde 1] zich daadwerkelijk hoofdelijk verbonden heeft tot terugbetaling van de aanvullende leningen I en II aan Gotcha, dan wel dat zij daarop heeft mogen vertrouwen. Evenmin kan worden aangenomen dat [geïntimeerde 1] zich als borg heeft gesteld. Ook deze vordering gaat dus niet op.
3.7.
Nu Gotcha c.s. geen feiten en omstandigheden hebben gesteld, die, indien bewezen, tot toewijzing van hun vordering zouden kunnen leiden, wordt hun bewijsaanbod als niet terzake dienend gepasseerd.
3.8.
De slotsom is dat de grieven II en III falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Gotcha c.s. zullen als in het ongelijk gesteld worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Gotcha c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden]. begroot op € 1.631 aan verschotten en € 11.685 voor salaris en op € 131 voor nasalaris, te vermeerderen met € 68 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden en te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na deze uitspraak respectievelijk na de betekening ervan ten aanzien van de desbetreffende nakosten telkens tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerden]. in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van Gotcha c.s. begroot op € 3.895 voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W.M. Tromp, M.P. van Achterberg en
J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2017.