ECLI:NL:GHAMS:2018:4609

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
23-001378-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende meerdere pogingen tot inbraak in auto's en schuldheling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2002, was eerder vrijgesproken van verschillende tenlastegelegde feiten, waaronder (pogingen tot) diefstal in vereniging met braak uit geparkeerde auto's. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken van de rechtbank. Het hof heeft het hoger beroep wel inhoudelijk behandeld met betrekking tot andere tenlasteleggingen, waaronder meerdere pogingen tot inbraak in auto's en schuldheling van een TomTom. Het hof heeft vastgesteld dat de herkenning van de verdachte door een verbalisant voldoende steun vond in het dossier en dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals deelname aan een behandeltraject en toezicht door de William Schrikker Stichting. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen voor materiële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001378-18
datum uitspraak: 13 december 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 april 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-684545-17 en 13-680115-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2002,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte eveneens vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 en 3 is ten laste gelegd, voor zover betrekking hebbend op (pogingen tot) diefstal in vereniging met braak uit de personenauto’s welke geparkeerd stonden in parkeergarage Huigenbos.
Het hof leest de tenlastelegging onder 2 en 3 aldus dat de daar omschreven delicten dienen te worden begrepen als impliciet cumulatief ten laste gelegd.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open.
Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissingen tot vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Voorts heeft het hof kennis genomen van wat door mevrouw [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [naam 2] namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS Jb&Jr) en de moeder van de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
2:
hij op of omstreeks 21 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een of meer (personen)auto('s) weg te nemen een of meer goederen te weten in/uit
- een (personen)auto (merk Hyundai, kenteken [kenteken 1]) geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (personen)auto (merk Opel, kenteken [kenteken 2]) geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s)zich daarbij de toegang tot die een of meer (personen)auto('s) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen een of meer goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak op of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die een of meer (personen)auto)'s) is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s), althans een of meer van hen, een of meer ruit(en) en/of ra(a)m(en) van die een of meer (personen)auto('s) heeft/hebben ingegooid en/of ingeslagen en/of (vervolgens) die een of meer (personen)auto's heeft/hebben doorzocht;
3:
hij op of omstreeks 21 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit
- een (personen)auto (merk Renault, kenteken [kenteken 3]) een of meer handschoen(en) en/of een sjaal en/of een of meer sleutel(s) en/of een of meer gereedschap(pen) en/of een camera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- een (personen)auto (merk Renault, kenteken [kenteken 4]) een pakje sigaretten en/of een of meer sleutel(s) en/of een of meer oordopje(s) en/of een aansteker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die een of meer (personen)auto('s) heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen bovengenoemde goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een of meer ruit(en) en/of ra(a)m(en) van die een of meer (personen)auto('s);
4:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 16 mei 2016 tot en met 22 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed te weten een Tomtom heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank en andere beslissingen zal nemen ten aanzien van de strafoplegging, de vorderingen van de benadeelde partijen en de vordering tenuitvoerlegging.

Bespreking bewijsverweer feiten 2 en 3

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van hetgeen aan hem onder 2 en 3 ten laste is gelegd. De herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 1] moet worden uitgesloten van het bewijs en hetgeen overblijft, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen.
Het hof overweegt als volgt.
Verbalisant [verbalisant 1] relateert dat hij op de camerabeelden van 21 december 2017 van de parkeergarages aan de Tielstraat in Amsterdam vier personen diverse voertuigen ziet openbreken. Een van deze jongens, verder NN3 genoemd, voldoet aan het volgende signalement: negroïde jongen, zwart bomberjack, zwarte capuchon, donkerkleurige joggingbroek van het merk Nike, zwarte sportschoenen met witkleurig Nike teken en witte handschoenen. Gelet op het postuur van NN3, zijn lengte ten opzichte van de andere verdachten en kleding vermoedt [verbalisant 1] dat NN3 mogelijk de verdachte is. [verbalisant 1] heeft de verdachte namelijk vaker gezien met deze broek en deze schoenen. Ook de manier van bewegen van NN3 doet [verbalisant 1] denken aan de verdachte en de wijze waarop NN3 zijn capuchon met één hand samenknijpt, is sterk gelijkend op de wijze waarop [verbalisant 1] dit de verdachte op straat heeft zien doen.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het enkele feit dat verbalisant [verbalisant 1] behoedzaam is in zijn wijze van formuleren niet betekent dat zijn verklaring niet bruikbaar is voor het bewijs. [verbalisant 1] is al jaren werkzaam aan het politiebureau Gaasperdam en belast met jeugdzaken. De verdachte is een subject van de groepsaanpak waar [verbalisant 1] bij betrokken is. [verbalisant 1] heeft om deze reden ambtshalve veelvuldig met de verdachte te maken gehad. Dat [verbalisant 1] de verdachte kent en in staat is hem te herkennen blijkt uit het gegeven dat hij de verdachte in de nacht van 22 december 2017 herkent aan zijn postuur en houding als hij hem op straat ziet fietsen en het even later ook de verdachte blijkt te zijn.
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] vinden voorts bevestiging in het dossier. Zo verbaliseert verbalisant [verbalisant 2] dat de op eerder genoemde camerabeelden door NN3 gedragen jas en schoenen identiek zijn aan de onder de verdachte in beslag genomen donkerkleurige Stone Island jas en zwartkleurige Nike schoenen. De verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] relateren dat in de woning van de verdachte onder andere een zwarte joggingbroek met Nike logo en een paar witte handschoenen met opschrift Werckmann in beslag zijn genomen. Gezien de onder de verdachte en in zijn slaapkamer in beslag genomen kleding concludeert verbalisant [verbalisant 2] dat het de verdachte moet zijn die te zien is op de camerabeelden van de parkeergarage in de Tielstraat. Het hof heeft ter terechtzitting een selectie van eerder genoemde camerabeelden
framevoor
framebekeken. Het hof deelt de waarnemingen van verbalisant [verbalisant 2] dat de in beslag genomen jas, werkhandschoenen, broek en schoenen van de verdachte identiek zijn aan de jas, werkhandschoenen, broek en schoenen die NN3 op de beelden draagt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat deze verschillende kledingstukken en schoenen in samenhang bezien voldoende onderscheidend en specifiek genoeg zijn om hier een herkenning op te kunnen baseren.
Op grond van al het bovenstaande komt het hof evenals de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte degene is die in de processen-verbaal als NN3 omschreven is en zich samen met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan een aantal (pogingen tot) auto-inbraak in de parkeergarages in de Tielstraat. Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

Bespreking feit 4

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht de verdachte vrij te spreken van hetgeen aan hem onder 4 is ten laste gelegd.
Anders dan de advocaat-generaal en met de rechtbank is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de TomTom, nu niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid is komen vast te staan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de TomTom wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Wel acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van deze TomTom.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op 21 december 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit personenauto 's weg te nemen een of meer goederen te weten uit
- een personenauto, merk Hyundai, kenteken [kenteken 1], toebehorend aan [slachtoffer 1] en
- een personenauto, merk Opel, kenteken [kenteken 2], toebehorend aan [slachtoffer 2],
door zich de toegang tot die personenauto’s te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededaders naar die personenauto’s is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededaders ruiten van die personenauto’s hebben ingeslagen.
3:
hij op 21 december 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit
- een personenauto, merk Renault, kenteken [kenteken 3], handschoenen en een sjaal en sleutels en gereedschap en een camera , toebehorend aan [slachtoffer 3] en
- een personenauto, merk Renault, kenteken [kenteken 4], een pakje sigaretten en sleutels en oordopjes en een aansteker, toebehorend aan [slachtoffer 4],
door zich de toegang tot die personenauto’s te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededaders naar die personenauto’s is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededaders ruiten van die personenauto’s hebben ingeslagen.
4:
in de periode van 16 mei 2016 tot en met 22 december 2017 te Amsterdam een Tomtom heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, onder algemene en de volgende bijzondere voorwaarden:
-de veroordeelde werkt mee aan zijn behandeling, zoals door De Koppeling (of vervolginstelling) wordt vastgesteld,
-de veroordeelde houdt zich aan de verloftijden en verlofafspraken zoals deze vanuit zijn plaatsing worden gesteld,
-de veroordeelde heeft geen contact met zijn mede-verdachte [medeverdachte], geboren op [geboortedag 2] 2000 en
-de veroordeelde werkt mee aan de intensieve begeleiding in het kader van ITB-Harde Kern.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren onder algemene en de volgende bijzondere voorwaarden:
-de veroordeelde houdt zich aan aanwijzingen van de WSS Jb&Jr,
-de veroordeelde heeft een structurele dag en vrijetijdsbesteding,
-de veroordeelde continueert het traject MDFT en rondt dit af en
-de veroordeelde werkt mee aan begeleiding door Funtrax.
De raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting verzocht, in geval het hof tot een bewezenverklaring komt, de door de rechtbank opgelegde straf te matigen. De verdachte heeft al 68 dagen in voorlopige hechtenis gezeten en is daarna voor de duur van 6 maanden gesloten geplaatst in De Koppeling. De verdachte is nu op de goede weg. Samen met zijn moeder volgt hij MDFT en er zijn sinds de ten laste gelegde feiten geen nieuwe contacten met politie of justitie geweest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Samen met anderen heeft de verdachte gedurende de nachtelijke uren een strooptocht ondernomen in twee parkeergarages in Amsterdam Zuid Oost. Ze hebben zich daarbij schuldig hebben gemaakt aan (poging tot) diefstal uit meerdere auto’s die geparkeerd stonden in die parkeergarages. Dit soort feiten bezorgen ergernis, schade aan en overlast voor de eigenaar van de auto en het is niet ondenkbaar dat deze huiverig zal zijn om zijn auto opnieuw in die parkeergarage te parkeren. Ook heeft de verdachte met de gepleegde diefstallen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van een ander. Naast het bovenstaande heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een TomTom. Hiermee heeft hij geprofiteerd van een misdrijf. Een delict als heling bevordert het plegen van vermogensdelicten, zoals diefstal, omdat door het plegen van heling de daders van vermogensdelicten worden verzekerd van de afzet van de als gevolg van door dit type misdrijf verkregen goederen.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt voor een diefstal uit een auto met braak een taakstraf van 60 uur genoemd, als de verdachte dit feit voor de eerste keer pleegt.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof dat de bewezenverklaring ziet op twee diefstallen met braak en twee pogingen daartoe alsmede dat sprake is van medeplegen.
Ook weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2018 eerder meermaals onherroepelijk is veroordeeld wegens vermogensdelicten en dat onderhavige strafbare feiten plaatsvonden tijdens een lopende proeftijd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van rapporten van de Raad van 20 maart 2018 en 21 november 2018. In laatst genoemd rapport adviseert de Raad eenToezicht en Begeleiding met een deels voorwaardelijke jeugddetentie met het onvoorwaardelijk deel conform de preventieve hechtenis en als bijzondere voorwaarden
-houden aan aanwijzingen WSS Jb&Jr,
-structurele dag -en vrijetijdsbesteding,
-continueren/afronden MDFT en
-begeleiding door Funtrax.
Ter terechtzitting heeft de WSS Jb&Jr toegelicht dat de verdachte het goed heeft gedaan binnen de duidelijke structuur van De Koppeling. Nu verblijft de verdachte weer bij zijn moeder thuis en ook dat gaat goed. Het MDFT traject loopt nog. De verdachte wordt niet op straat gezien maar het vermoeden bestaat dat hij nog altijd contact heeft met “foute vrienden”. De verdachte toont sociaal wenselijk gedrag, maar laat het achterste van zijn tong niet zien. De verdachte is in de zomer bij zijn vader in Ghana geweest. De verdachte doorloopt nu een traject bij Back on Track. Het is lastig de verdachte op een geschikte school geplaatst te krijgen. Hopelijk kan hij terecht bij ROC Op Maat in de Bijlmer.
Ter terechtzitting heeft de Raad het advies van 21 november 2018 toegelicht. De verdachte heeft duidelijke structuur en regels nodig; een gedragsbeïnvloedende maatregel zou in principe geïndiceerd zijn, maar nu verdachte daar niet gemotiveerd voor is en geen hulpvraag heeft is daartoe niet geadviseerd. De verdachte is ook niet gemotiveerd voor ITB Harde Kern. De Raad maakt zich ernstig zorgen over de verdachte; hij is verhard en ongrijpbaar. Er is sprake van meervoudige problematiek en een risico op recidive.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijk jeugddetentie met algemene en bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de Raad, van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.149,26. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 40,00 met wettelijke rente en voor het overige afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag ter hoogte van
€ 40,00 en voor het overige wordt afgewezen met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, zonder oplegging van vervangende jeugddetentie.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren bij gebrek aan voldoende onderbouwing, subsidiair het toe te wijzen bedrag vast te stellen zoals de rechtbank in eerste aanleg heeft gedaan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 40,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot materiële schadevergoeding. Deze bedraagt € 90,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in zijn geheel toegewezen met wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, zonder oplegging van vervangende jeugddetentie.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren bij gebrek aan voldoende onderbouwing, subsidiair het toe te wijzen bedrag vast te stellen zoals de rechtbank in eerste aanleg heeft gedaan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 90,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00 waarvan € 395,00 als materiële schadevergoeding en
€ 105,00 als immateriële schadevergoeding. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 75,00 als materiële schadevergoeding met wettelijke rente en de benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering voor zover deze ziet op materiële schade in zijn geheel wordt toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren bij gebrek aan voldoende onderbouwing, subsidiair het toe te wijzen bedrag vast te stellen zoals de rechtbank in eerste aanleg heeft gedaan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 395,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom voor het overige in de vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 september 2017 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 75 uren, subsidiair 37 dagen jeugddetentie (parketnummer 680-115-17). Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft het hof verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op het feit dat betreffend voorwaardelijke strafdeel reeds bij vonnis van 19 december 2017 ten uitvoer is gelegd en dit vonnis onherroepelijk is.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde, alsmede tegen de beslissing ter zake van het onder 2 en 3 impliciet cumulatief ten laste gelegde voor wat betreft parkeergarage Huigenbos.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
82 (tweeëntachtig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde structurele dag en vrije tijdsbesteding heeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde de Multi Dimensionele Familie Therapie (MDFT) zal continueren en afronden.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal laten begeleiden door Funtrax.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 40,00 (veertig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 40,00 (veertig euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 december 2017.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 90,00 (negentig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 4], ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 90,00 (negentig euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 december 2017.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 395,00 (driehonderdvijfennegentig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer 3], ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 395,00 (driehonderdvijfennegentig euro) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 december 2017.
Wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf in de zaak met parketnummer 13/680115-17.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. A.M. Kengen en mr. M.C.A.E. van Binnebeke, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 december 2018.
Mr. van Binnebeke is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.
[…]